In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen. Eiseres had een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, maar deze was ingetrokken omdat zij langer dan vier weken in het buitenland verbleef. Eiseres had toestemming voor een verblijf in het buitenland van 27 juli tot en met 24 augustus 2017, maar meldde later dat zij van 23 juli tot en met 21 september 2017 in het buitenland was geweest. De rechtbank oordeelde dat eiseres in een situatie van overmacht verkeerde, omdat haar terugreis naar Nederland werd belemmerd door de inbeslagname van haar paspoort door de Iraanse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat het niet aan eiseres te verwijten was dat haar verblijf langer duurde dan toegestaan en dat zij recht had op bijstand voor de periode waarin zij in het buitenland verbleef. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de verweerder en herstelde het primaire besluit, waardoor eiseres recht had op haar uitkering over de betreffende periode. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.