Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Procedure
2.Verzoek
3.Toepasselijk verdrag en wetsartikelen
4.Identiteit van de opgeëiste persoon
5.Beoordeling en bespreking van de verweren
indictment(tenlastelegging) zelf is niet aanwezig. Er is discrepantie tussen de beëdigde verklaringen en de mail met informatie die verstrekt is over hoe vaak de opgeëiste persoon in contact is geweest met de
undercover officer.In strijd met artikel 9 lid 3 onder b van het Verdrag ontbreekt het bewijsmateriaal dat de aanhouding zou rechtvaardigen. De raadsvrouw verzoekt de behandeling van het uitleveringsverzoek aan te houden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de stukken aan te vullen.
affidavit(beëdigde verklaring) waarin het verloop en het resultaat van het strafrechtelijk onderzoek wordt gerelateerd (HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1571). De bewijsmiddelen waarop het
affidavitis gebaseerd hoeven daarbij niet te worden overgelegd (HR 1 juli 1986, NJ 1987/218).
conspiracyte veel ruimte open laat om op een later moment nieuwe feiten toe te voegen. Er zouden, volgens de raadsvrouw, ook daadwerkelijk aanwijzingen zijn dat er andere verdenkingen tegen de opgeëiste persoon lopen dan waarvoor de uitlevering is gevraagd. De opgeëiste persoon wordt door de VS beschouwd als een
key financial facilitatoren iemand die betrokken is bij internationale witwas- en drugssmokkelorganisatie. In het
affidavitwordt echter maar één feitelijke transactie in december 2014 genoemd. Daarnaast blijkt uit een nog lopende strafzaak in Nederland dat de autoriteiten in de VS de opgeëiste persoon van meer verdenken dan in het uitleveringsverzoek is weergegeven. Die Nederlandse strafzaak is begonnen met actuele informatie afkomstig van de autoriteiten in de VS. Tot slot hebben de autoriteiten in de VS geen bevestiging gegeven dat er geen andere verdenkingen lopen tegen de opgeëiste persoon. Gezien bovenstaande argumenten wordt gesteld dat het specialiteitsbeginsel niet geëerbiedigd wordt.
conspiracyal de mogelijkheid openlaat om andere of nieuwe feiten of omstandigheden toe te voegen, is de rechtbank van oordeel dat dit de uitlevering niet hoeft te beletten, zolang de kern daarvan het witwassen betreft als omschreven in het uitleveringsverzoek. Daarbij hoeft de verdenking niet beperkt te blijven tot die ene transactie in december 2014, nu deze in het verzoek als voorbeeld wordt gegeven van een van de manieren waarop de opgeëiste persoon betrokken zou zijn bij het witwassen van de opbrengsten van de “organization” van [naam] . Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook op grond van hetgeen hiervoor is overwogen verworpen.
conspiracyslechts beperkt strafbaar is in Nederland. Bovendien blijkt uit de overgelegde informatie niet dat de opgeëiste persoon meerdere transacties heeft gepleegd. Om van
conspiracyte spreken moet er sprake zijn van een organisatie die het oogmerk heeft meerdere misdrijven te plegen. In het uitleveringsverzoek wordt maar over een eenmalige transactie gesproken. Daarnaast moet er ook sprake zijn van deelneming aan een gestructureerd samenwerkingsverband. Dit blijkt niet uit de overgelegde informatie.
entrapment”(uitlokking) niet wordt uitgesloten. In onderhavige zaak zijn voldoende aanwijzingen aanwezig voor
entrapment. De
undercover officer reached outnaar de opgeëiste persoon en van een
essentially passive mannerwas geen sprake, omdat er meerdere vervolghandelingen door de
Drug Enforcement Administration(DEA) met het geld zijn gedaan.
undercover officeren de DEA-agenten en pas met de uitlevering in te stemmen nadat de Nederlandse strafzaak onherroepelijk is geworden.
entrapment, zoals door de raadsvrouw is bepleit, volgt de rechtbank niet. Daarbij verdient opmerking dat wanneer sprake zou zijn van
entrapmentdit nog niet zonder meebrengt dat sprake is van een flagrante schending van artikel 6, eerste lid, EVRM. Voor het aannemen van een dergelijke inbreuk gelden immers zeer strenge eisen (EHRM 17 januari 2012, Othman tegen V.K., NJ 2013/36, par. 259 en 260). Hetgeen de raadsvrouw omtrent
entrapmentheeft aangevoerd, acht de rechtbank onvoldoende.
entrapmentbij de bewijsgaring een andere bewijspositie heeft dan in Nederland gebruikelijk is, doet aan het genoemde uitgangspunt niet af. Het is immers niet aannemelijk geworden dat een dergelijk verweer in de VS niet kan worden gehonoreerd.
New York Metropolitan Correctional Center(hierna: MCC) of
the Brooklyn Metropolitan Detention Center(hierna: MDC) zouden een reële kans op inhumane behandeling opleveren. Dit heeft tot gevolg dat bij uitlevering een dreigende schending van artikel 3 EVRM aanwezig is. De raadsvrouw verwijst hiervoor naar een aantal rapporten, krantenartikelen en jurisprudentie.
6.Slotsom
7.Verzoek schorsing uitleveringsdetentie
TOELAATBAARde uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika van
[naam verdachte] , geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),ter strafvervolging van het feit omschreven in het hiervoor genoemde uitleveringsverzoek;