Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de bij brief van 6 mei 2019 overgelegde producties, die tevens dienen als producties achter het door [gedaagde] ingediende verzoekschrift.
2.De vaststaande feiten
3.De vordering
- betaling van achterstallig loon van in totaal € 900,- bruto over de maanden december 2018, januari 2019 en februari 2019, en een bedrag van € 3.400,- bruto aan loon over de maanden maart en april 2019, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% en te vermeerderen met 8% vakantietoeslag;
- het verstrekken van specificaties van de te betalen salarisbedragen, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft vanaf twee na dit vonnis;
- betaling van € 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
- betaling van het gebruikelijke salaris van € 3.400,- bruto per maand vanaf de maand mei 2019 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst;
- betaling van de kosten van de procedure.
4.Het verweer
5.De beoordeling
6.De beslissing
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het bedrag van € 300,00 bruto aan salaris over de maand februari 2019, te vermeerderen met 8% vakantiegeld;
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen het bedrag van € 3.400,00 bruto aan salaris over de maand maart 2019, te vermeerderen met 8% vakantiegeld, en te verminderen met € 1.678,71 netto;
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen de over hiervoor omschreven bedragen verschuldigde wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid van de loonbedragen tot de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging;
- draagt [gedaagde] om terzake de hierboven genoemde betalingsverplichtingen aan [eiser] een bruto/nettospecificatie te doen toekomen, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis, in gebreke blijft, met een maximum van € 2.500,-;
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen € 225,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
- compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat partijen ieder de eigen kosten zullen dragen;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.