Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de nader overgelegde producties aan de zijde van LMC;
- de nader overgelegde producties aan de zijde van [verweerder] ;
- de pleitaantekeningen aan de zijde van LMC;
- de pleitaantekeningen aan de zijde van [verweerder] .
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
welin het PTA opgenomen profielvakken en keuzevakken. [verweerder] heeft op basis van een concept PTA volledig zijn eigen weg gevolgd en hij heeft daarmee een aanzienlijk risico genomen dat het diploma van de eindexamenkandidaten ongeldig zou worden verklaard of dat zij niet zouden kunnen opgaan voor het landelijk centraal examen.
4..De beoordeling
geenbespreking heeft plaatsgevonden op 13 december 2019. [verweerder] heeft uitdrukkelijk gesteld dat het gecombineerde gespreksverslag van
ernstig en duurzaamverstoorde arbeidsverhouding, die van dien aard is dat van de werkgever in redelijkheid niet langer gevergd kan worden het dienstverband te continueren. Uit het standpunt van LMC blijkt dat er wat haar betreft geen behoorlijk draagvlak meer is voor een verdere samenwerking met [verweerder] , omdat het vertrouwen aan haar kant ontbreekt en de verhouding met docenten uit het team, het college van bestuur en het management van de school is verstoord. Los van het feit dat deze verstoring op alle niveaus door [verweerder] is weersproken, door hem in het geheel niet wordt erkend en deze verder ook niet is onderbouwd door LMC, wettigen de gestelde en gebleken omstandigheden niet het standpunt dat sprake zou zijn van een onherstelbare vertrouwensbreuk. Gelet op de door zowel LMC als [verweerder] gegeven voorbeelden is wel een beeld ontstaan dat een verschil van inzicht is ontstaan over de invulling van zijn functie. Dat in de afgelopen periode problemen zijn gerezen in de verhouding tussen [verweerder] en LMC en dat zij moeite met elkaar hebben door alles wat is gebeurd, is begrijpelijk. Niet gesteld of gebleken is dat de verhouding niet meer te repareren valt. Het enkele feit dat bij LMC de onmiskenbare wens leeft om de arbeidsovereenkomst te beëindigen biedt onvoldoende basis om een verstoorde verhouding aan te nemen. Het hiervoor genoemde duurzaamheidscriterium brengt bovendien met zich dat wanneer sprake is van een verstoorde relatie partijen tenminste constructieve en reële pogingen moeten hebben gedaan om te onderzoeken of de verstoorde relatie nog herstelbaar is, bijvoorbeeld door middel van gesprekken of mediation en dat die pogingen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Van een werkgever mag verwacht worden dat zij daartoe zelf het initiatief neemt en dat zij ingaat op een handreiking van een werknemer. LMC heeft het aanbod van [verweerder] (bij e-mail van 28 april 2020) om mediation te beproeven ten onrechte als een gepasseerd station beschouwd. De bedrijfsarts heeft eveneens bij haar periodieke evaluaties geadviseerd dat partijen in gesprek dienen te gaan over werkgerelateerde problematiek, dat zij goed moeten blijven communiceren en dat de oplossing gezocht kan worden in het inzetten van een mediationtraject.