ECLI:NL:RBROT:2021:1892
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toeslagpartnerschap en kindgebonden budget 2016: beoordeling van huur op zakelijke gronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over het kindgebonden budget voor het jaar 2016. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.E.A. Vis, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, dat haar bezwaar tegen de definitieve berekening van het kindgebonden budget ongegrond heeft verklaard. De Belastingdienst had eiseres aangemerkt als toeslagpartner van [naam 3], wat gevolgen had voor haar recht op het kindgebonden budget. Eiseres betwistte deze aanmerking en voerde aan dat er sprake was van een zakelijke huurovereenkomst met [naam 3].
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een zakelijke huurovereenkomst, omdat de huurprijs € 0,- per maand bedroeg en de overeenkomst met terugwerkende kracht was opgesteld. Eiseres had niet aangetoond dat de overeenkomst op zakelijke gronden was gesloten. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had bewezen dat er sprake was van huur op zakelijke gronden, en dat de Belastingdienst [naam 3] terecht als toeslagpartner had aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-, en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres wordt vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.