ECLI:NL:RBROT:2021:4197
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer aan een bestuurder na aanhouding onder invloed
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de oplegging van een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) aan eiser, die op 16 augustus 2019 door de politie was aangehouden op verdenking van het besturen van een motorvoertuig onder invloed van alcohol. Eiser had een ademalcoholgehalte van 415 µg/l, wat leidde tot een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om een EMA op te leggen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het CBR verklaarde het bezwaar ongegrond. Tijdens de zitting op 21 april 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht, terwijl de verweerder niet aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat eiser als bestuurder van het voertuig heeft opgetreden, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank baseerde zich op getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie, waaruit bleek dat eiser heeft geprobeerd het voertuig weg te rijden na een ongeval. De rechtbank oordeelde dat het verrichten van bestuurdershandelingen, zelfs zonder daadwerkelijk weg te rijden, voldoende is voor het opleggen van een EMA. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser dat de getuigenverklaringen tegenstrijdig waren en dat er onvoldoende bewijs was voor zijn rol als bestuurder.
De rechtbank concludeerde dat het CBR terecht had geoordeeld dat eiser niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte en dat de oplegging van de EMA gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.