Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [woonplaats], eiser,
de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, verweerder,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
14 oktober 2022, opgemaakt door [naam], en een waardematrix (de matrix). In de matrix is de WOZ-waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2020 getaxeerd op € 198.000,-. Deze waarde is tot stand gekomen door vergelijking met verkooptransacties van de woningen [adres 2], [adres 3], [adres 4] en [adres 5] in [plaatsnaam]. Verweerder heeft allereerst het aandeel voor het VvE-reservefonds van de koopsom van de vergelijkingsobjecten afgetrokken. Vervolgens zijn de verkoopcijfers geïndexeerd naar de waardepeildatum en is de waarde van de tuinen en de berging/schuur van het geïndexeerde verkoopcijfer afgetrokken. Hieruit volgt de waarde van het hoofdgebouw. Hierna is de waarde van het hoofdgebouw gedeeld door het aantal vierkante meters gebruiksoppervlakte en heeft een correctie ten aanzien van de KOUDV-factoren (= Kwaliteit, Onderhoud, Uitstraling, Doelmatigheid en Voorzieningen) plaatsgevonden, waarna de waarde per vierkante meter van de vergelijkingsobjecten is bepaald.
,omdat de vergelijkingsobjecten voldoende representatief zijn om te gebruiken bij de waardering van de onroerende zaak.
De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat er rekening gehouden is met een hoger bedrag, namelijk € 70.000,-. Het voorzieningenniveau van de vergelijkingsobjecten heeft verweerder op een ‘4’ (goed) gewaardeerd. Verweerder heeft hierdoor rekening gehouden met een bedrag van ruim € 40.000,- ((87 m² * € 280,-) * 100/60) om de voorzieningen van de onroerende zaak op eenzelfde niveau als de vergelijkingsobjecten te brengen. Eenzelfde berekening heeft verweerder toegepast bij het kwaliteits- en onderhoudsniveau. Er is rekening gehouden met een bedrag van bijna € 30.000,- ((87 m² * € 205,-) * 100/60) ten opzichte van een gemiddelde staat van kwaliteit en onderhoud.
.Het staat verweerder in beginsel vrij om de vergelijkingsobjecten te kiezen die zijn standpunt over de waarde onderbouwen. [2] De verwijzing van eiser naar de uitspraak van Gerechtshof Den Haag 21 december 2010 (ECLI:NL:GHSGR:2010:BP3139) treft geen doel, aangezien deze uitspraak zo moet worden gelezen dat slechts onjuist wordt geacht dat, indien sprake is van twee identieke panden die rond hetzelfde tijdstip zijn verkocht, voor de waardebepaling in het kader van de Wet WOZ de hoogste van de twee verkopen in beginsel als uitgangspunt dient te gelden. [3] Omdat verweerder meerdere geschikte vergelijkingsobjecten heeft gebruikt, is een dergelijke situatie hier niet aan de orde.
Conclusie
Beslissing
mr.W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.