Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Hoeksche Waard, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verzoek om handhaving
De rechtbank stelt vast dat verweerders tegenwerping dat eiser (…) geen nova heeft aangedragen in feite tot gevolg heeft dat de rechter uitgesloten wordt van beoordeling van het centrale geschilpunt:(…)
Omdat verweerder heeft volstaan met de constatering dat er geen nova zijn inzake de relatie, komt ook de rechtbank niet verder dan de vraag of verweerder al dan niet terecht dit ontbreken van nova heeft tegenworpen, terwijl in de vorige procedure de rechter zich evenmin inhoudelijk heeft uitgelaten over deze vraag. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit strijd op met het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte en recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht.(…)”. Naar het oordeel van de rechtbank doet de door de rechtbank Den Haag geconstateerde uitsluiting van een inhoudelijke beoordeling door de rechter - wat daar verder ook van zij - zich hier niet voor, nu in het hoger beroep dat volgde op het eerste handhavingsverzoek van eiser het standpunt van eiser naar de actuele omstandigheden en feiten inhoudelijk is beoordeeld door de Afdeling. De rechtbank vermeldt daarbij, dat het ontbreken van een inhoudelijke beoordeling door de rechtbank in de eerdere procedure de consequentie was van het door eiser destijds ingenomen standpunt, dat hij niet uit was op verwijdering van de schutting en het tuinhuis, hetgeen leidde tot de constatering dat hij geen processueel belang had.