ECLI:NL:RBROT:2023:10578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
ROT 22/2741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete voor vangletsel bij kuikens en de rechtmatigheid van de opgelegde sanctie

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 16 november 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, na een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 12 april 2021, waaruit bleek dat er sprake was van vangletsel bij kuikens. Eiseres betwist de vaststelling van het vangletsel en stelt dat de NVWA niet kan concluderen dat het letsel tijdens het vangen is ontstaan. De rechtbank oordeelt dat de NVWA voldoende bewijs heeft geleverd dat het letsel is ontstaan tijdens het vangen en dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank wijst erop dat de bewijslast bij de overheid ligt en dat de NVWA een rapport van bevindingen heeft opgesteld dat niet lichtvaardig terzijde kan worden geschoven. De rechtbank concludeert dat de boete van € 1.500,- evenredig is en dat er geen aanleiding is voor proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2741

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: mr. G.G. Kranendonk),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.M. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 1.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 16 juli 2021 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 6 mei 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam], vennoot van eiseres, en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 24 april 2021 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Datum en tijdstip van de bevinding: 12-04-2021, omstreeks 10.45 uur
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij om 10.45 uur in de panklaar afdeling op keurbordes van slachterij [slachterij]. Ik bevond mij op het keurbordes voor de PM-keuring van de kuikens afkomstig uit hok 1 van mester "[eiseres]". Bij controle van de door het slachthuis aangeleverde gegevens bleek dat de kuikens die op dat moment aan de slachtlijn werden geslacht, daadwerkelijk van dit koppel afkomstig waren (zie bijlage afkeurgegevens). Op het afkeurbewijs, aanvoerbon en de weegbon staat de naam "[naam]" genoteerd. Met de naam "[naam]" wordt "[eiseres]" bedoeld omdat het UBN nummer op de aanvoerplanning overeenkomt met het UBN op de VKI en op het VKI staat als mester "[eiseres]' (zie bijlage I&R Raadplegen registratie bij inrichting).
Ik zag veel karkassen met letsel aan de vleugels, waarop ik besloot om een vangletselcontrole uit te voeren. Ik heb geteld volgens de instructie van de NVWA Bijlage: K-PL-WLZ-WV01 bijlage 7.
Ik stond voor de eerste en tweede vangletselcontrole in de broei/pluk afdeling [slachterij] en beoordeelde de kuikenkarkassen aan de borstzijde.
Ik zag om 11.15 uur, tijdens mijn eerste vangletselcontrole van 2 minuten, bij bovengenoemd koppel 9 karkassen met een donkerrode tot paarse bloeding in de vleugel. Alle bloedingen hadden een lengte van minimaal 3 centimeter. De vleugels vertoonden een traumatische luxatie van het elleboog of schoudergewricht al of niet in combinatie met een botbreuk. Bij een bandsnelheid van 9.000 dieren per uur, waarbij alle haken bezet waren, zag ik dus 300 kuikens voorbij komen, en is er dus sprake van 3,00% vangletsel.
Ik zag om 11.45 uur, tijdens mijn tweede vangletselcontrole van 2 minuten bij bovengenoemd koppel, 20 karkassen met een donkerrode tot paarse bloeding in de vleugel. Alle bloedingen hadden een lengte van minimaal 3 centimeter. De vleugels vertoonden een traumatische luxatie van het elleboog of schoudergewricht al of niet in combinatie met een botbreuk. Bij een bandsnelheid van 9.000 dieren per uur, waarbij alle haken bezet waren, zag ik dus 300 kuikens voorbij komen, en is er dus sprake van 6,67% vangletsel.
De bloedingen waren donkerrood tot paars van kleur en groter dan 3 cm in doorsnede. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaande aan het doden van de dieren ontstaan door het ruw vangen van de dieren op stal.
In de bijlage zijn 7 foto's van vangletsel toegevoegd. De foto's zijn een representatieve weergave van alle vangletsels die ik tijdens de telling heb gezien (zie fotobijlage).
De bandsnelheid heb ik middels een visuele telling van het aantal haken per minuut gesteld op 300 haken per 2 minuten.
In totaal heb ik van bovengenoemd koppel 2 tellingscontroles naar vangletsel uitgevoerd volgens de instructie van de NVWA Bijlage 7 K-PL-WLZ-WVO1. Uit deze 2 tellingen kwam een gemiddelde score van 4,84% vangletsels bestaande uit ernstige tot zeer ernstige donkerrode tot paarse bloedingen, over een lengte van minimaal 3 cm aan de vleugels, vergezeld met luxaties of breuken. Bloedingen van deze aard zijn in de laatste 12 uur voorafgaand aan het doden van de dieren ontstaan door het vangen van de dieren.
• Het laden van de kuikens was volgens de aanvoerplanning op 12 april 2021 om 02.45 uur begonnen (zie bijlage aanvoerplanning).
• Het laden van de vrachtwagen duurt ongeveer 1 uur dus de vertrektijd van de eerste vrachtwagen vanaf de veehouderij was om 03.45 uur;
• Tijd eerste inspectie op het keurbordes was op 12 april 2021 om 10.45 uur;
Het letsel is dan maximaal 8 uur oud.
Uit navraag bij de transporteur bleek dat er tijdens het transport niets is gebeurd wat letsels van deze aard heeft kunnen doen ontstaan. Ook blijkt uit navraag bij de exploitant van het slachthuis en uit de bevindingen tijdens het reguliere toezicht dat dergelijke letsels niet op het slachthuis hebben kunnen ontstaan.
Naar mijn deskundige mening als dierenarts is het welzijn van de kuikens ernstig geschaad tijdens het vangen van de dieren en plaatsen in de vervoerscontainers wat aanleiding heeft gegeven tot erge pijngewaarwording en stress bij de kuikens tijdens transport en in de tijd daarna tot aan het bedwelmen.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De houder op de plaats van vertrek zorgde er niet voor dat de voorschriften met betrekking tot de behandeling van dieren nageleefd werden. Door het vangen is onnodig pijn en letsel veroorzaakt bij de dieren.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.5 en artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, en met art. 3, aanhef en onder e, en artikel 8, eerste lid, en Bijlage I, hoofdstuk III, paragraaf 1.8, onder d, van de Transportverordening [1] .
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 1.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres betwist dat de NVWA in het slachthuis kan vaststellen dat sprake is van vangletsel. Verweerder verwijst naar een rapport van Wageningen University & Research (WUR) uit 2019 [2] maar dat betrof slechts een kleine steekproef en er wordt op dit moment nog verder onderzoek gedaan, zoals uit de website van de WUR blijkt. Het tellen van bloedingen aan de slachtlijn is geen hard bewijs voor de overtreding. Ook blijkt uit niets van geweld of een methode die onnodig lijden of letsel veroorzaakt. Bovendien moet de toezichthouder over bovennatuurlijke krachten beschikken om bij een snelheid van 9.000 kippen per uur het aantal bloeddingen te tellen en dan ook nog alleen de donkerrood/paarse groter dan 3 centimeter. Verweerder baseert zich op een hele oude tabel waaruit volgt dat een bloeduitstorting na 12 uur donkerrood/paars kleurt; op het moment van de telling waren de kippen echter maximaal 8 uur eerder geladen. Wat betreft de kleur en ouderdom van een bloeding verwijst eiseres ook naar een rapport van veterinair deskundige drs. Simons. In dit geval heeft de toezichthouder bovendien ook niet alleen bloeduitstortingen geteld, maar ook vleugelfracturen, zoals uit het rapport en de foto’s blijkt. Ook blijkt niet uit de stukken dat de getelde kippen en de kippen op de foto’s bij het rapport daadwerkelijk van eiseres afkomstig waren. Verder voert eiseres aan dat zij een patiostal heeft waarbij de kippen via een lopende band worden geladen; dit is er volledig op ingericht om veilig en diervriendelijk te laden en te waarborgen dat onnodig pijn of letsel bij de kippen wordt voorkomen. Daarnaast ontbreekt een wettelijke grondslag waaruit volgt dat met een telling van twee keer twee minuten rechtens betrouwbaar kan worden vastgesteld dat voor het hele koppel sprake is van meer dan 2 % vangletsel, aldus eiseres.
6.1.
In een geval als het onderhavige waarin een boete is opgelegd rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [3] , mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van bevindingen. In het rapport is duidelijk beschreven wat de toezichthouder aan letsel heeft gezien: het soort letsel en de kleur en grootte van de geconstateerde bloedingen is beschreven. Ook staat in het rapport dat er volgens de werkinstructie K-PL-WLZ-WV01 bijlage 7 is geteld. In die werkinstructie staat dat alleen bloedingen worden geteld die minimaal drie centimeter groot en donkerrood tot paars van kleur zijn. Uit het rapport van bevindingen blijkt voor de rechtbank voldoende duidelijk dat de toezichthouder zijn tellingen hiertoe heeft beperkt. Weliswaar benoemt de toezichthouder in het rapport ook luxaties, die ook op de foto’s zijn te zien, maar dat ziet op de combinatie met bloedingen en daaruit kan niet worden afgeleid dat de toezichthouder ook louter luxaties zonder bloedingen zou hebben geteld. De rechtbank vindt het voldoende aannemelijk dat het verschil in kleur tussen een verse bloeding en die van een oudere bloeding en de grootte ervan door een deskundig dierenarts goed kan worden vastgesteld, ook bij een bandsnelheid als hier aan de orde. De rechtbank ziet zich hierin bevestigd door het CBb [4] , die oordeelt dat een toezichthouder voldoende geoefend en deskundig wordt geacht om, ook bij een hogere bandsnelheid dan hier aan de orde (13.500 kuikens per uur), accuraat gedurende twee keer twee minuten donkerrode tot paarse bloedingen met een lengte van minimaal 3 cm te tellen. Voorts blijkt uit het rapport van bevindingen ook duidelijk dat de telling is uitgevoerd bij de kippen van eiseres. De toezichthouder heeft dit gecontroleerd aan de hand van verschillende door het slachthuis aangeleverde gegevens, die ook bij het rapport zijn gevoegd. Ook ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om eraan te twijfelen dat de foto’s die bij het rapport zijn gevoegd van de kippen van eiseres zijn, nu de toezichthouder bij de verwijzing naar de foto’s refereert aan de door hem uitgevoerde telling. Op de zitting heeft verweerder afdrukken van de foto’s in kleur getoond en eiseres heeft toen wel erkend dat op een aantal foto’s donkerrode tot paarse bloedingen van minimaal 3 centimeter te zien zijn. Overigens, zoals verweerder heeft toegelicht en ook uit het rapport van bevindingen blijkt, dienen deze foto’s alleen ter illustratie van wat de toezichthouder aan letsel in het koppel heeft aangetroffen.
6.3.
Het CBb heeft meermaals geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat deze methode van het vaststellen van vangletsel aan de slachtlijn niet deugdelijk is, waarbij ook het WUR-rapport uit 2019 is betrokken [5] . Dat er nog nader onderzoek door de WUR wordt verricht, doet niet af aan de uitkomsten van het onderzoek uit 2019, waaronder dat tijdens het transport nauwelijks letsel optreedt, zodat letsel dat op grond van de kleur van de bloedingen al enige uren oud is alleen tijdens het vangen kan zijn opgetreden [6] . Bovendien ziet het thans uitgevoerde onderzoek niet op hetzelfde. De website van de WUR vermeldt namelijk dat het eerdere onderzoek uit 2019 inzicht heeft gegeven in de mate van letsel na het vangen en laden maar dat het geen tools heeft opgeleverd naar de achterliggende oorzaken en oplossingen om letsel te verminderen. Daar ziet het thans uitgevoerde onderzoek op, waarbij inzicht dient te worden verkregen in de bijdrage van verschillende factoren zoals gezondheidsstatus van een koppel, diertype (snel- versus trager groeiende vleeskuikens), vangploeg, vangtijdstip en vangmethode.
Ten aanzien van de door verweerder gehanteerde tabel waarin de kleur van een bloeduitstorting is gerelateerd aan de geschatte ouderdom van een bloeding, overweegt de rechtbank dat dit een glijdende schaal van verkleuring betreft. De kleur van de bloeding verandert in de tijd tussen 2 minuten en 12 uur van rood naar donkerrood tot paars; die kleur is niet pas bereikt na 12 uur. Dat de kippen acht uur voor de constatering zijn gevangen past dus binnen deze glijdende schaal. Het CBb heeft meermaals geoordeeld [7] dat gebruik van deze schaal de vaststelling van het tijdsverloop sinds het letsel werd veroorzaakt, op zichzelf niet onbruikbaar maakt. Daaruit kan namelijk wel worden afgeleid dat, als een bloeding donkerrood of paars is, deze niet recent is veroorzaakt. Het tijdstip waarop de kleur van een bloeding van rood zal overgaan naar donkerrood of paars is afhankelijk van de aard, ernst en plaats van het letsel, maar het CBb acht het voldoende aannemelijk dat een in het slachthuis geconstateerde bloeding van 3 centimeter die niet helderrood maar donkerrood of paars is, duidt op letsel dat reeds tijdens het vangen is ontstaan. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het bij de beoordeling door de toezichthouder aan de slachtlijn ook niet gaat om de exacte kleurschakeringen en een nauwkeurige tijdsbepaling maar om het algemeen uitgangspunt dat een donkerrood tot paarse bloeding niet recent maar al langer (meerdere uren) geleden is ontstaan. Eiseres heeft verwezen naar een rapport van Simons maar de rechtbank ziet daarin onvoldoende grond om te concluderen dat verweerder op onjuiste wijze vangletsel vaststelt. Daartoe verwijst de rechtbank naar de overwegingen op dit punt in de uitspraak van haar meervoudige kamer van 21 december 2021 [8] . Weliswaar kan ook na het vangen bij de kuikens letsel (of schade) ontstaan, maar verweerder heeft in deze zaak en eerdere zaken bij de rechtbank en het CBb [9] voldoende gemotiveerd dat het getelde letsel niet tijdens transport of op het slachthuis kan zijn ontstaan. Voor de rechtbank staat gelet op het voorgaande voldoende vast dat het letsel dat de toezichthouder heeft gezien en geteld bij de kuikens van eiseres tijdens het vangen moet zijn veroorzaakt.
6.4.
Dat eiseres een patiostal heeft maakt niet dat aan de vaststelling dat letsel is ontstaan bij het vangen moet worden getwijfeld en maakt ook niet dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank verwijst daarbij naar een uitspraak van het CBb [10] in een andere zaak van eiseres waaruit volgt dat ook bij het gebruik van het laadsysteem van de patiostal letsel kan ontstaan dat een overtreding oplevert van de Transportverordening. Daarbij heeft het CBb gewezen op de toelichting van eiseres dat de kuikens in de patiostal grotendeels via transportbanden worden verplaatst, maar aan het einde handmatig in de containers worden gezet door vangploegen. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij sinds enkele jaren een vangmachine heeft waarbij de kuikens automatisch in de containers terecht komen. Evenwel is niet vast komen te staan dat eiseres dit systeem ook al had bij het vangen van de kuikens in deze zaak. Maar wat daar ook van zij, ook bij dit volledig geautomatiseerde systeem is niet ondenkbaar dat verkeerd of onzorgvuldig handelen, bijvoorbeeld bij de bediening van de transportbanden en vangmachine of bij het handmatig sluiten van de containers, de kuikens letsel berokkent.
6.5.
In dit geval kwam de toezichthouder bij de letseltellingen uit op een gemiddelde score van 4,84 procent. Dat is een aanzienlijke overschrijding van de handhavingsnorm van 2 procent. Wat betreft het moment van de tellingen blijkt uit het rapport van bevindingen dat de toezichthouder om 11.15 uur en om 11.45 uur een telling van twee minuten heeft gedaan. Dit is conform de werkinstructie waarin staat dat twee keer twee minuten wordt geteld, zodat kuikens uit tenminste twee verschillende containers worden geteld. Zoals het CBb heeft overwogen hoeft verweerder zich er niet van te vergewissen dat de vangletseltelling representatief is voor het gehele koppel. Op grond van de Transportverordening mag immers aan geen enkel kuiken vangletsel worden toegebracht. Verweerder hanteert alleen een grenswaarde van twee procent alvorens handhavend wordt opgetreden tegen geconstateerd vangletsel. Het CBb acht de toepassing van deze handhavingsnorm door de minister niet onredelijk of anderszins onjuist. [11]
6.6.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan. Verweerder was bevoegd [12] om eiseres daarvoor een boete op te leggen. Ten aanzien van de hoogte van de boete overweegt de rechtbank dat de wetgever al een afweging heeft gemaakt welke boete bij deze overtreding evenredig is. Voor deze overtreding wordt [13] in beginsel een boete van € 1.500,- opgelegd, zoals hier ook is gebeurd. De rechtbank vindt dit boetebedrag niet onredelijk. Het met de Transportverordening gediende doel - het waarborgen van het dierenwelzijn - staat voorop. Bij het (laten) vangen door eiseres is een groot aantal kuikens letsel, pijn en lijden berokkend. Terecht merkt verweerder dit aan als een ernstige overtreding. Eiseres heeft geen omstandigheden aangevoerd die grond zijn voor matiging van de boete. Ook de rechtbank is daarvan niet gebleken. De rechtbank vindt de opgelegde boete van € 1.500,- evenredig.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG
2.‘Letsel en schade bij vleeskuikens als gevolg van vangen, transport en handelingen aan de slachtlijn’, M. Gerritzen e.a., WUR 2019
3.onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168
12.op grond van artikel 8.7 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 8.6 van de Wet dieren en artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren
13.op grond van de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren