Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
- Werkneemster met de gemachtigde;
- [naam01] (directeur en bestuurder van Werkgever).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer (Werkneemster) en haar werkgever (Werkgever) over de stopzetting van het loon. Werkneemster is momenteel ziek en arbeidsongeschikt, wat volgens artikel 7:629 lid 1 BW in beginsel recht geeft op doorbetaling van het loon. Werkgever heeft echter het loon per 1 oktober 2023 stopgezet, met de stelling dat Werkneemster niet meewerkt aan een overdracht van haar werkzaamheden en niet is verschenen bij de bedrijfsarts.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bedrijfsarts op 19 oktober 2023 heeft geconcludeerd dat Werkneemster volledig arbeidsongeschikt is. Werkneemster heeft aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan een plan van aanpak, maar heeft dit liever via e-mail gedaan. De kantonrechter oordeelt dat Werkgever geen gegronde reden heeft om het loon stop te zetten, aangezien er geen bewijs is dat Werkneemster fysiek aanwezig moet zijn voor de overdracht van werkzaamheden. Bovendien is de claim van Werkgever dat Werkneemster nevenwerkzaamheden verricht tijdens haar ziekte niet onderbouwd.
De kantonrechter concludeert dat het aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat Werkgever het loon ten onrechte heeft stopgezet. Werkneemster krijgt haar loon over de periode vanaf 1 oktober 2023 toegewezen, inclusief een wettelijke verhoging van 25% over het achterstallige loon van oktober 2023. Werkgever wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 86,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde van Werkneemster. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.