ECLI:NL:RBROT:2023:1638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
10295839
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in kort geding over loonvordering en beëindigingsvergoeding

In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en Ooijkaas Vastgoedservice B.V. [eiser01] vorderde betaling van een bedrag van € 3.646,26 aan hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten van de gedaagde partij, die niet is verschenen. De procedure begon met een dagvaarding op 25 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 februari 2023, waarbij alleen [eiser01] en zijn gemachtigde aanwezig waren.

De kantonrechter verleende verstek aan [eiser01] omdat Ooijkaas niet op de zitting was verschenen, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De rechter oordeelde dat de vorderingen van [eiser01] toewijsbaar waren, aangezien Ooijkaas geen verweer had gevoerd. De vordering was gebaseerd op een arbeidsovereenkomst die per 1 november 2022 was beëindigd, waarbij Ooijkaas had beloofd een eindafrekening te verstrekken. Deze eindafrekening was opgesteld, maar het verschuldigde bedrag was niet betaald.

De rechter oordeelde dat Ooijkaas € 3.646,26 aan [eiser01] moest betalen, inclusief wettelijke rente. De gevorderde wettelijke verhoging werd slechts gedeeltelijk toegewezen, omdat deze alleen van toepassing is op loon en niet op de beëindigingsvergoeding. Daarnaast werden de buitengerechtelijke kosten van € 489,63 toegewezen, evenals de proceskosten, die in totaal op € 874,29 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser01] het bedrag direct kon vorderen, ondanks mogelijke hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10295839 VV EXPL 23-33
datum uitspraak: 15 februari 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. E.F.J. Goossens,
tegen
Ooijkaas Vastgoedservice B.V.,
vestigingsplaats: Schiedam,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Ooijkaas’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 25 januari 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 8 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren [eiser01] en zijn gemachtigde aanwezig.

2..Het geschil

2.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • Ooijkaas te veroordelen aan hem te betalen € 3.646,26 aan hoofdsom, met wettelijke rente en de wettelijke verhoging, en € 489,63 aan buitengerechtelijke kosten;
  • Ooijkaas te veroordelen in de proceskosten, met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. Tussen [eiser01] en Ooijkaas bestond een arbeidsovereenkomst, die door middel van een vaststellingsovereenkomst per 1 november 2022 is geëindigd. Partijen zijn overeengekomen dat Ooijkaas uiterlijk 30 november 2022 een eindafrekening, waaronder een beëindigingsvergoeding van € 5.077,33, zou uitbetalen aan [eiser01] . Ooijkaas heeft na aandringen van [eiser01] wel een eindafrekening opgesteld, waaruit volgt dat zij € 3.646,26 netto moet betalen aan [eiser01] , maar zij heeft dit bedrag niet betaald. Ooijkaas moet worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag, inclusief de wettelijke rente en wettelijke verhoging. Daarnaast moet Ooijkaas de (buiten)gerechtelijke kosten die [eiser01] heeft gemaakt vergoeden.

3..De beoordeling

Verstek
3.1.
Ooijkaas is niet verschenen bij de mondelinge behandeling. De gemachtigde van [eiser01] heeft de betekende dagvaarding overhandigd, waaruit blijkt dat Ooijkaas wel correct is opgeroepen voor deze zitting. Tegen Ooijkaas wordt daarom verstek verleend.
Beoordelingskader
3.2.
Omdat Ooijkaas geen verweer heeft gevoerd gaat de rechter uit van de juistheid van de stellingen van [eiser01] . De vorderingen worden toegewezen, tenzij deze ongegrond of onrechtmatig voorkomen.
Loon
3.3.
Uit de overhandigde vaststellingsovereenkomst en de eindafrekening volgt dat Ooijkaas uiterlijk 30 november 2022 € 3.646,26 netto aan [eiser01] moest betalen. Aangezien hij dat niet heeft gedaan wordt hij veroordeeld tot betaling van dat bedrag. De over dit bedrag geëiste wettelijke rente is gebaseerd op de wet (artikel 6:119 BW) en wordt daarom toegewezen.
3.4.
[eiser01] eist ook de wettelijke verhoging over dit bedrag. Uit de eindafrekening blijkt dat het bedrag van € 3.646,26 bestaat uit een beëindigingsvergoeding van € 2.890,02 netto en uit vakantiegeld van € 756,24 netto. De wettelijke verhoging kan alleen worden toegewezen over loon (artikel 7:625 BW). Het vakantiegeld betreft wel loon, maar de beëindigingsvergoeding niet. De wettelijke verhoging wordt daarom alleen toegewezen over een bedrag van € 756,24.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
Uit de overhandigde e-mails blijkt dat de gemachtigde van [eiser01] buiten deze procedure om heeft geprobeerd Ooijkaas tot betaling te laten overgaan. [eiser01] heeft op grond van de wet recht op vergoeding van de daarvoor gemaakte kosten (artikel 6:96 BW). Het geëiste bedrag van € 489,63 is correct berekend, op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, en wordt daarom toegewezen.
Proceskosten
3.6.
Ooijkaas krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 132,29 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 874,29. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Ooijkaas een bedrag betalen van € 132,- (1/2 punt x € 264,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). In de dagvaarding heeft [eiser01] ten slotte de wettelijke handelsrente over de proceskosten gevorderd. Tijdens de zitting heeft hij aangegeven dat hij de wettelijke rente bedoelde. De vordering zal in die zin worden toegewezen, vanaf vijftien dagen na dit vonnis.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Ooijkaas om aan [eiser01] € 4.135,89 te betalen, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 3.646,26 netto vanaf 1 december 2022 tot de dag van volledige betaling en de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW over € 756,24 netto, vanaf 4 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt Ooijkaas in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 874,29, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 2 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
33394