ECLI:NL:RBROT:2023:5929

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
10236057 CV EXPL 22-37610
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot leaseverplichtingen na beëindiging van een dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Overveld Machines B.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde01]. De werknemer was in dienst getreden op 18 oktober 2021 en had een leasecontract afgesloten voor een bedrijfsauto. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst op 31 mei 2022, was de werknemer verplicht om de leaseverplichtingen over te nemen. Overveld Machines vorderde betaling van een bedrag van € 4.229,37, omdat de werknemer deze verplichtingen niet was nagekomen. De werknemer voerde verweer en stelde dat er sprake was van overmacht, omdat de leasemaatschappij weigerde het contract op zijn naam te zetten. De kantonrechter verwierp dit verweer, oordelend dat de werknemer zelf verantwoordelijk was voor het verifiëren van zijn verplichtingen. De rechter oordeelde dat de werknemer de schade die Overveld Machines had geleden, moest vergoeden. De kantonrechter stelde het schadebedrag vast op € 5.668,03, met rente, en wees de vordering voor buitengerechtelijke incassokosten af. De werknemer werd veroordeeld tot betaling van € 3.570,97 na verrekening van een bedrag dat Overveld Machines nog aan hem verschuldigd was. Tevens werd de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.058,22 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10236057 CV EXPL 22-37610
datum uitspraak: 21 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Overveld Machines B.V.,
vestigingsplaats: Hoogerheide,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.F. Gomes,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Booij.
De partijen worden hierna ‘Overveld Machines’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 22 november 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 23 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens Overveld Machines [naam01] en [naam02] met de gemachtigde en [gedaagde01] met mr. P.P. Klokkers (namens de gemachtigde).

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] is op 18 oktober 2021 in dienst getreden bij Overveld Machines. Overveld Machines heeft ten behoeve van [gedaagde01] een leasecontract gesloten met Mazda Leasing met een contractduur van 21 maanden.
2.2.
Op 24 maart 2022 hebben partijen de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd per 31 mei 2022. In artikel 1.6 van de vaststellingsovereenkomst staat:
“Werknemer zal ervoor zorgdragen, dat de leaseverplichtingen inzake de aan Weknemer ter
beschikking gestelde bedrijfsauto Mazda 3 Hatchback Skyactiv-G 122 pk Luxury, kenteken [kenteken01] die thans op de Werkgever rusten, uiterlijk op de einddatum zullen zijn overgenomen door Werknemer. Werknemer vrijwaart Werkgever voor de verplichtingen voortvloeiend uit de leaseovereenkomst per de einddatum. Alle eventuele schade(s) en boetes die zijn/worden vastgesteld en door de leasemaatschappij aan Werkgever in rekening worden gebracht zullen met Werknemer verrekend worden bij de eindafrekening van het dienstverband overeenkomstig artikel 3.”

3..Het geschil

3.1.
Overveld Machines eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 4.229,37 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 5.668,03, rente van € 21,57 (berekend tot en met 17 november 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 658,40. Op basis van de eindafrekening is Overveld Machines een bedrag van € 2.118,63
verschuldigd aan [gedaagde01] . [gedaagde01] moet aan Overveld Machines betalen een bedrag van € 6.348,- - € 2.118,63 = € 4.229,37.
3.2.
Overveld Machines baseert de eis op het volgende. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde01] de verplichtingen uit het leasecontract van Overveld Machines overneemt, uiterlijk op 31 mei 2022. [gedaagde01] heeft dat niet gedaan. Daardoor heeft Overveld Machines schade geleden. Deze bestaat uit de maandelijkse leasebedragen van juni tot en met oktober 2022, boetes, beëindigingskosten en schade aan de leaseauto. Vanwege zijn tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst moet [gedaagde01] die geleden schade vergoeden.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert verweer. Daarop zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Volgens de vaststellingsovereenkomst moet [gedaagde01] de leaseverplichtingen uiterlijk op 31 mei 2022 overnemen. Hieraan heeft [gedaagde01] niet voldaan. Niet in geschil is dat dit een tekortkoming oplevert.
overmacht?
4.2.
[gedaagde01] beroept zich op overmacht. Hij stelt dat de tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend. Hij voert aan dat hij door onvoorziene omstandigheden zijn afspraken niet kan nakomen. De leasemaatschappij heeft namelijk na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst ondanks zijn verschillende pogingen het leasecontract niet op naam van [gedaagde01] willen zetten.
4.3.
Dit verweer wordt verworpen. Het had op de weg van [gedaagde01] gelegen om voorafgaand aan het maken van de afspraken met Overveld Machines bij de leasemaatschappij te verifiëren of hij aan zijn verplichting tot overname van het leasecontract kon voldoen. Dit heeft hij niet gedaan en dat komt voor zijn rekening en risico. Dat hij al eerder een leaseovereenkomst met de leasemaatschappij had gehad en daarom geen problemen voorzag, maakt dat niet anders.
schending van de schadebeperkingsplicht?
4.4.
[gedaagde01] stelt verder dat Overveld Machines de op haar rustende schadebeperkingsplicht heeft geschonden. Van haar had verwacht mogen worden, zo wordt betoogd, dat de leaseovereenkomst tegen een eerdere datum zou worden opgezegd, zodat de kosten beperkt zouden worden. In reactie hierop voert Overveld Machines aan dat [gedaagde01] meerdere toezeggingen heeft gedaan de overname te regelen en dat zij hem nog wat tijd wilde gunnen. [gedaagde01] heeft dat niet betwist. Gelet daarop kan niet worden vastgesteld dat Overveld Machines in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende schadebeperkingsplicht.
4.5.
Tot slot voert [gedaagde01] nog aan dat hij heeft voorgesteld om het contract op
naam van Overveld Machines door te laten lopen en dat hij de leasetermijnen aan Overveld Machines zou betalen. Overveld Machines is daarmee niet akkoord gegaan. Dat is volgens [gedaagde01] in strijd met goed werkgeverschap. De kantonrechter stelt vast dat er geen verplichting op Overveld Machines rust om het contract op haar naam te laten doorlopen. Ook niet op grond van goed werkgeverschap. Partijen waren nu juist overeengekomen dat [gedaagde01] het leasecontract zou overnemen.
schadevergoeding en rente
4.6.
De conclusie is dat [gedaagde01] de schade die Overveld Machines heeft geleden moet vergoeden. [gedaagde01] heeft de hoogte van het gevorderde en onderbouwde schadebedrag niet betwist. Dat bedrag zal daarom worden vastgesteld op € 5.668,03. De rente van € 21,57 wordt ook toegewezen, omdat [gedaagde01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en Overveld Machines dat niet heeft betwist.
buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Overveld Machines heeft pas recht op een vergoeding als aan [gedaagde01] een brief is gestuurd waarin hij de kans heeft gekregen om binnen de in de wet genoemde termijn alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). In de brief die aan (de gemachtigde van) [gedaagde01] is gestuurd staat een termijn die niet voldoet aan de wet (ECLI:NL:HR:2016:2704).
verrekening
4.8.
[gedaagde01] heeft niet betwist dat Overveld Machines op basis van de eindafrekening nog een bedrag van € 2.118,63 aan hem moet betalen. Dit betekent dat Overveld Machines na verrekening recht heeft op € 3.570,97. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Overveld Machines te betalen.
proceskosten
4.9.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Overveld Machines tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 464,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 232,-). Dit is totaal € 1.058,22. Voor kosten die Overveld Machines maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 116,- (1/2 punt x € 232,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Overveld Machines te betalen € 3.570,97 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Overveld Machines tot vandaag worden vastgesteld op € 1.058,22 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
47636