ECLI:NL:RBROT:2023:8637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
10643765 VV EXPL 23-387
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing loonvordering en verplichting tot oproep door bedrijfsarts in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, [eiser01], en gedaagde, RSL Multicleaning B.V. De procedure is gestart door een dagvaarding op 8 augustus 2023, waarbij RSL niet is verschenen. De kantonrechter heeft verstek verleend tegen RSL. Eiser vorderde onder andere betaling van achterstallig loon en de verplichting voor RSL om hem op te roepen door de bedrijfsarts. Eiser is sinds 23 juni 2021 in dienst bij RSL en heeft zich op 28 maart 2023 ziek gemeld. RSL heeft sindsdien geen loon meer betaald, met uitzondering van één betaling. De kantonrechter oordeelde dat RSL op grond van artikel 7:629 BW verplicht is om het loon tijdens ziekte door te betalen. De kantonrechter heeft de loonvordering toegewezen tot een bedrag van € 10.401,- netto, inclusief wettelijke verhoging, en RSL is veroordeeld tot betaling van 90% van het loon in geval van arbeidsongeschiktheid.

Daarnaast heeft de kantonrechter RSL verplicht om eiser binnen twee weken na betekening van het vonnis op te roepen door de bedrijfsarts, met een dwangsom van € 50,- per dag bij niet-naleving. Ook is RSL veroordeeld tot het verstrekken van salarisspecificaties over de gehele duur van het dienstverband en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.063,60. De proceskosten zijn vastgesteld op € 615,-, die door RSL moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10643765 VV EXPL 23-387
datum uitspraak: 25 augustus 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. P. van der Veld, advocaat te Den Haag,
tegen
RSL Multicleaning B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘RSL’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 8 augustus 2023, met producties.
1.2.
Op 17 augustus 2023 is de zaak tijdens een zitting met [eiser01] , [naam01] (tolk, nummer [nummer01] ) en mr. Van der Veld besproken. Namens RSL is, zonder berichtgeving, niemand verschenen. Tegen RSL is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van [eiser01] volgt dat deze spoed aanwezig is. De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is (artikel 139 Rv), behoudens het navolgende.
RSL moet achterstallig loon tijdens ziekte betalen
2.2.
[eiser01] is sinds 23 juni 2021 in dienst van RSL in de functie van productiemedewerker/schoonmaak. Hij is op dit moment in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiser01] heeft zich op 28 maart 2023 ziek gemeld en RSL betaalt sindsdien (met uitzondering van één betaling) geen loon meer aan [eiser01] . Het is voldoende aannemelijk dat op grond van artikel 7:629 BW in een bodemprocedure de loonvordering tijdens ziekte van [eiser01] zal worden toegewezen, met dien verstande dat aannemelijk is dat 90% van het door [eiser01] gevorderde loon zal worden toegewezen. Op de arbeidsovereenkomst is namelijk de CAO Schoonmaak en Glazenwassersbedrijf van toepassing (hierna: de cao). In artikel 31 lid 1 en 2 van de cao staat dat de werkgever de werknemer vanaf de eerste dag van ongeschiktheid bij een dienstverband met een duur van - zoals voor [eiser01] van toepassing - tussen de zes maanden en twee jaar op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid 90% van het loon doorbetaalt. Aangezien [eiser01] het loon netto vordert, zal de kantonrechter RSL over de periode 23 april 2023 tot 8 augustus 2023 veroordelen tot betaling van het loon ter hoogte van € 10.401,- netto (dit is 90% van de gevorderde € 9.000,- = € 8.100,- plus € 4.050,- aan wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW minus het door RSL betaalde bedrag van € 1.749,- netto). De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen, zoals hierna vermeld.
2.3.
De kantonrechter zal verder de loonvordering tot het einde van de arbeidsovereenkomst toewijzen, met dien verstande dat in geval van arbeidsongeschiktheid van [eiser01] die nog geen 104 weken heeft geduurd RSL zal worden veroordeeld tot betaling van 90% van € 2.250,- netto.
RSL moet [eiser01] laten oproepen door de bedrijfsarts
2.4.
[eiser01] vordert tevens RSL te verplichten tot het inschakelen van een bedrijfsarts. [eiser01] heeft ter zitting toegelicht dat hij niet zelf een afspraak met de bedrijfsarts kan maken, omdat hij niet weet met welke bedrijfsarts RSL een contract heeft. Het ligt op de weg van RSL [eiser01] na zijn ziekmelding door de bedrijfsarts te laten oproepen om de arbeidsongeschiktheid van [eiser01] te beoordelen (artikel 2 Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar) en in afstemming met de bedrijfsarts invulling te geven aan haar re-integratieverplichtingen (artikel 7:658a BW). De kantonrechter zal RSL veroordelen binnen twee weken na de betekening van dit vonnis haar bedrijfsarts opdracht te geven [eiser01] op te roepen. De gevorderde dwangsom komt de kantonrechter bovenmatig voor en wordt vastgesteld op een bedrag van € 50,- per dag vanaf twee weken na het betekenen van dit vonnis, met een maximum van € 5.000,-.
RSL moet [eiser01] salarisspecificaties verstrekken
2.5.
[eiser01] vordert RSL te veroordelen tot overlegging van alle loonstroken over de periode van het gehele dienstverband. Op grond van artikel 7:626 BW is RSL verplicht [eiser01] maandelijks een salarisspecificaties te verstrekken. [eiser01] heeft tijdens de zitting verklaard dat hij alleen de salarisspecificaties die bij de dagvaarding zijn overgelegd, te weten de specificaties over de perioden 2022-11, 2022-6 en 2022-2, heeft ontvangen. De vordering zal, met uitzondering van deze salarisspecificaties, worden toegewezen. De gevorderde dwangsom komt de kantonrechter bovenmatig voor en wordt vastgesteld op een bedrag van € 50,- per dag vanaf twee weken na het betekenen van dit vonnis, met een maximum van € 5.000,-.
RSL moet de buitengerechtelijke kosten betalen
2.6.
[eiser01] maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.063,60 (inclusief BTW). De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf 8 augustus 2023.
RSL moet de proceskosten betalen overeenkomstig de daarvoor geldende forfaitaire tarieven
2.7.
[eiser01] wordt grotendeels in het gelijk gesteld. RSL moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). [eiser01] vordert de daadwerkelijke proceskosten. Voor een veroordeling van RSL tot vergoeding van de door [eiser01] daadwerkelijk ten behoeve van deze procedure gemaakte advocaatkosten bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding. De hoofdregel is dat de proceskosten worden vastgesteld overeenkomstig de daarvoor geldende, forfaitaire tarieven. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan van die hoofdregel worden afgeweken. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is hier niet gebleken. De enkele omstandigheid dat RSL geen loon (meer) aan [eiser01] betaalt, is in dat kader onvoldoende. Daarbij komt dat op [eiser01] op basis van een toevoeging procedeert. Voor zover [eiser01] zijn vordering op art. 7:611 BW baseert, valt daarom niet in te zien welke schade [eiser01] lijdt.
2.8.
De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 86,- aan griffierecht en gegeven de ter zake geldende forfaitaire tarieven op € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 615,-. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet RSL een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt RSL aan [eiser01] te betalen € 10.401,- netto aan achterstallig loon inclusief 50% wettelijke verhoging over de periode 23 april 2023 tot 1 augustus 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van opeisbaarheid van iedere salarisbetaling telkens tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt RSL aan [eiser01] vanaf 1 augustus 2023 uiterlijk iedere 25e van de maand het [eiser01] toekomende salaris ter hoogte van € 2.250,- netto per maand, en in geval van arbeidsongeschiktheid van [eiser01] die nog geen 104 weken heeft geduurd 90% van € 2.250,- netto per maand, te betalen tot de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
3.3.
veroordeelt RSL haar bedrijfsarts opdracht te geven [eiser01] op te roepen, binnen twee weken na de betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- per dag dat RSL niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 5.000,-;
3.4.
veroordeelt RSL aan [eiser01] over de gehele duur van het dienstverband deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken, met uitzondering van de salarisspecificaties over de perioden 2022-11, 2022-6 en 2022-2, binnen twee weken na de betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- per dag dat RSL niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 5.000,-;
3.5.
veroordeelt RSL aan [eiser01] te betalen € 1.063,60 aan buitengerechtelijke incassokosten (inclusief BTW), met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 8 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.6.
veroordeelt RSL in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 615,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald, welk bedrag rechtstreeks aan de gemachtigde van [eiser01] dient te worden voldaan;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44483