ECLI:NL:RBROT:2023:8943

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
ROT 23/2944
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening bijstandsuitkering naar kostendelersnorm na in huis nemen van dementerende moeder

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een besluit van verweerder om de norm van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) te wijzigen. Bij besluit van 5 december 2022 heeft verweerder de norm van de bijstandsuitkering van eiseres per 1 december 2022 gewijzigd van die van een alleenstaande naar een kostendelende alleenstaande. Dit besluit is bevestigd in het besluit op bezwaar van 15 maart 2023. De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

Eiseres ontving een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. Op 15 november 2022 heeft zij verweerder geïnformeerd dat haar dementerende moeder bij haar komt inwonen. Eiseres heeft betoogd dat de toepassing van de kostendelersnorm in haar situatie onredelijk is, omdat zij niet anders kan dan haar moeder in huis te nemen. Verweerder heeft echter gesteld dat de regels over kostendeling dwingend recht zijn en dat er geen aanleiding is om de bijstand te verhogen op grond van artikel 18, eerste lid, van de Pw. De rechtbank onderschrijft dit standpunt en stelt dat de kostendelersnorm onverkort geldt, ook in situaties van mantelzorg.

De rechtbank concludeert dat de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 22a van de Pw niet kan worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel, zoals eiseres heeft verzocht. De rechtbank wijst erop dat de wetgever de situatie van eiseres en haar moeder bij de invoering van de kostendelersnorm heeft betrokken. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de kostendelersnorm rechtvaardigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de verlaagde bijstandsuitkering in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2944

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. A. el Idrissi,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

De procedure

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een besluit van verweerder om de norm van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) te wijzigen.
1.1.
Bij besluit van 5 december 2022 heeft verweerder de norm van de bijstandsuitkering van eiseres per 1 december 2022 gewijzigd van die van een alleenstaande naar een kostendelende alleenstaande. Met het besluit op bezwaar van 15 maart 2023 is verweerder bij dat besluit gebleven (het bestreden besluit).
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Het geschil

Wat vooraf ging
2. Eiseres ontving een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande.
Op 15 november 2022 heeft zij verweerder bericht dat haar moeder vanaf 1 december 2022 bij haar komt inwonen omdat zij niet wil dat haar moeder naar een verpleeghuis gaat.
Eiseres heeft toegelicht dat haar moeder dementerend is, op een rolstoel aangewezen is en vanwege een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg de benodigde zorg aan huis krijgt. Ter zitting heeft eiseres nog toegelicht dat haar moeder ook niet in een verpleeghuis terecht kan, omdat zij veel drinkt. Haar moeder heeft een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), aldus eiseres. Verweerder heeft in dit bericht aanleiding gezien de norm van eiseres aan te passen naar die van een alleenstaande kostendeler.
Standpunt verweerder in het bestreden besluit
3. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de regels over kostendeling zoals neergelegd in artikel 22a van de Pw, dwingend recht zijn waarvan niet kan worden afgeweken. In vaste rechtspraak is bevestigd dat uit de wetgeschiedenis volgt dat deze regels onverkort gelden als een ouder vanwege mantelzorg in huis wordt genomen door een kind (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 19 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3211).
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat in de situatie van eiseres geen aanleiding is om de bijstand te verhogen door afstemming op grond van artikel 18, eerste lid, van de Pw. Naar vaste rechtspraak is dat alleen mogelijk in zeer bijzondere situaties (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 28 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2492).
Het inkomen van eiseres (50% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande) en van haar moeder (een volledig AOW-pensioen) is samen genomen voldoende om in de gezamenlijke kosten van het bestaan te voorzien, omdat zij daarmee beschikken over een inkomen dat ruim boven de bijstandsnorm voor een echtpaar ligt. Er is verder niet gebleken van bijkomende omstandigheden in de situatie van eiseres en haar moeder om een noodzaak tot afstemming te moeten aannemen.
Standpunt eiseres in beroep
4. Eiseres betoogt dat toepassing van de kostendelersnorm in haar situatie evident onredelijk is. Zij kan niet anders dan haar moeder in huis te nemen en wordt met de toepassing van de kostendelersnorm gestraft door verweerder. Eiseres heeft in beroep een overzicht van de inkomsten en uitgaven van haarzelf en haar moeder overgelegd, waaruit volgt dat zij niet kunnen rondkomen. Eiseres verzoekt de rechtbank om artikel 22a van de Pw buiten toepassing te laten wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het verbod van toetsing van een regel in een wet in formele zin aan het evenredigheidsbeginsel staat ter discussie en eiseres meent dat dit geval zich er bij uitstek voor leent om die toetsing wel te doen. Indien de rechtbank dit niet mogelijk acht, dan had verweerder volgens eiseres in dit geval aanleiding moeten zien om de bijstand af te stemmen naar een hoger inkomen. Eiseres en haar moeder kunnen niet of nauwelijks rondkomen na aanpassing van de bijstandsnorm.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat de kostendelersnorm zoals neergelegd in artikel 22a van de Pw dwingend recht betreft en verweerder daarom geen mogelijkheid biedt voor afwijking in het geval van eiseres en haar moeder. Met de invoering van de kostendelersnorm in artikel 22a van de Pw heeft de wetgever beoogd dat bij de vaststelling van de toepasselijke bijstandsnorm direct rekening wordt gehouden met de voordelen van het kunnen delen van de kosten met één of meer personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben. Er is daarom gekozen voor het dwingend toepassen van de kostendelersnorm, los van de redenen waarom mensen besluiten hun woning te delen. Daarbij is in de wetsgeschiedenis uitdrukkelijk aangegeven dat de kostendelersnorm onverkort geldt in het geval van bloedverwanten in de eerste of tweede graad bij wie sprake is van een zorgbehoefte (Kamerstukken II 2013/14, 33 801, nr. 19, blz. 15-16). De reden daarvoor is dat de schaalvoordelen bij samenwonen waarmee de kostendelersnorm rekening houdt, ook aanwezig zijn bij mantelzorg van een kind voor een ouder. Het doel van een bijstandsuitkering is om een inkomen te bieden op het bestaansminimum voor mensen die (tijdelijk) niet kunnen werken, niet om mantelzorg te stimuleren. De omstandigheid dat er partijen zijn in het maatschappelijk debat die een andere mening hebben over de toepassing van de kostendelersnorm voor mantelzorgers, doet niet af aan het feit dat dit vooralsnog in de wet zo dwingend is geregeld.
6. De rechtbank kan van deze dwingendrechtelijke bepaling evenmin afwijken. Artikel 22a van de Pw is neergelegd in een wet in formele zin. Het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet staat bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling in de weg aan de toetsing van een dwingende bepaling uit een wet in formele zin aan algemene rechtsbeginselen. De rechtbank wijst in dit verband onder meer op de uitspraak van de Raad van 16 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:975. Dit betekent dat de rechter niet mag oordelen over de belangenafweging die de wetgever heeft verricht of geacht moet worden te hebben verricht. Dit ligt anders als de wetgever bij de totstandkoming van een wet bijzondere omstandigheden niet of niet volledig onder ogen heeft gezien en die omstandigheden meebrengen dat strikte toepassing van de wet zozeer in strijd is met algemene rechtsbeginselen dat die toepassing achterwege moet blijven. Daarvan is in dit geval geen sprake, omdat de wetgever de situatie van eiseres en haar moeder juist expliciet heeft betrokken bij de invoering van artikel 22a van de Pw. De rechtbank kan daarom niet, zoals door eiseres verzocht, toetsen of toepassing van artikel 22a van de Pw leidt tot strijd met het evenredigheidsbeginsel of niet.
7. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in de omstandigheden van dit geval evenmin aanleiding hoeven zien om de bijstand van eiseres op grond van artikel 18, eerste lid, van de Pw te verhogen. Afstemming op grond van deze bepaling is alleen mogelijk in zeer bijzondere situaties, omdat de voorgeschreven norm leidend moet worden geacht. Dit is vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 17 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1418). In het geval van eiseres is niet gebleken van een zeer bijzondere situatie. De moeder van eiseres heeft een volledig AOW-pensioen. Het gezamenlijk inkomen is hoger dan de bijstandsnorm voor een gezin. Eiseres en haar moeder worden geacht hiervan in de noodzakelijke kosten van bestaan te kunnen voorzien. De rechtbank volgt het ter zitting ingenomen standpunt van verweerder dat de enkele omstandigheid dat zij mogelijk hun levens op dit inkomen moeten aanpassen en uitgaven voor een auto of sigaretten of een huisdier niet langer kunnen bekostigen, onvoldoende is om aan te nemen dat verhoging van de bijstandsnorm van eiseres noodzakelijk is. Voor zover al sprake zou zijn van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die niet uit het inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan, kan een beroep op bijzondere bijstand worden gedaan.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de door toepassing van de kostendelersnorm verlaagde bijstandsuitkering van eiseres per 1 december 2022 in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Lammerse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar
de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waaropdeze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.