Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 oktober 2023 in de zaak tussen
[naam verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker
De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
- Verzoeker heeft na druggebruik een flinke afstand gereden, hetgeen een aanwijzing is voor tolerantie en daarmee voor drugsmisbruik.
- Verzoeker voelde zich goed in staat te rijden na druggebruik. Dit is een aanwijzing voor tolerantie en daarmee voor drugsmisbruik.
- Verzoeker geeft aan in het jaar voorafgaande aan de aanhouding wekelijks cannabis te hebben gebruikt, en schat het cannabisgebruik op 7 joints per week. Dit is een aanwijzing voor cannabismisbruik.
- Verzoeker had in het jaar voorafgaande aan de laatste aanhouding het rijbewijs nodig voor het werk. Door te rijden onder invloed riskeerde hij aldus problemen met betrekking tot het werk. Dit is een aanwijzing voor drugmisbruik.
- Er was weinig besef van de gevaren van drugsgebruik in het verkeer. Verzoeker reed namelijk in het jaar voor de aanhouding een aanhouding een aantal keer per week onder invloed van cannabis, in vergelijkbare omstandigheden als de dag van de aanhouding, omdat hij niet wist hoelang hij na cannabisgebruik onder invloed bleef.
- Het bloedonderzoek toont een verhoogd THC-COOH van 25 µg/L, hetgeen impliceert dat hij recent cannabis heeft gebruikt. Nu verzoeker vertelt in november 2022 voor het laatst cannabis te hebben gebruikt is er sprake van onderrapportage van het huidige cannabisgebruik.
Het CBR heeft dan ook naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het rapport van de psychiater aan het ongeldig verklaren van verzoekers rijbewijs ten grondslag mogen leggen. Dat verzoeker zelf vindt dat hij een tolerantie heeft opgebouwd tegen de effecten van cannabis en daarom geen negatief effect op zijn rijvaardigheid verwacht, is niet relevant voor het besluit van het CBR. Verder heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding om te twijfelen aan de door het CBR ter zitting gegeven toelichting op de bij het bloedonderzoek aangetoonde verhoogde THC-COOH waarde die impliceert dat verzoeker ten tijde van het onderzoek recent cannabis had gebruikt. Daarbij is toegelicht dat weliswaar nog gedurende langere tijd afvalstoffen van cannabis in het lichaam aanwezig kunnen zijn bij gebruikers -zoals verzoeker - die dit langdurig hebben gebruikt, maar dat bij het bloedonderzoek niet deze afvalstoffen worden gemeten, maar de stoffen in cannabis die direct invloed hebben op het rijgedrag van een bestuurder. Deze laatste stoffen zouden ten tijde van het bloedonderzoek niet langer moeten kunnen worden aangetroffen, aldus de gemachtigde van het CBR.