In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen verzoeker, [verzoeker01], en verweerster, Dutch Water Transport B.V. (DWT). De zaak betreft de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker01] door DWT, die per e-mail op 16 oktober 2023 werd gedaan onder verwijzing naar een proeftijdbeding. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging nietig was, omdat het proeftijdbeding in strijd is met de wet. De proeftijd van twee maanden is niet toegestaan bij een arbeidsovereenkomst van één jaar. Hierdoor werd de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigd.
Daarnaast werd DWT veroordeeld om [verzoeker01] binnen twee weken na betekening van de beschikking weer toe te laten tot zijn werkzaamheden en om zijn loon van € 7.175,- bruto per maand te betalen, met wettelijke verhoging en rente over het achterstallige loon. De kantonrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er in de hoofdzaak een einduitspraak werd gedaan. Ook het verzoek om buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat dit niet voldoende was onderbouwd. DWT werd verder veroordeeld in de proceskosten, die op € 678,- werden vastgesteld. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.