Uitspraak
1.De procedure
- het verzoekschrift van werknemer, met bijlagen;
- het verweerschrift van werkgever met (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Infinitas Care B.V. De werknemer, die sinds 5 december 2022 in dienst was als Persoonlijk Begeleider en per 1 maart 2023 zorgmanager werd, is op 16 januari 2024 op staande voet ontslagen. De werknemer verzocht de kantonrechter om de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst te vernietigen, hem weer aan het werk te stellen en zijn salaris door te betalen. De werkgever verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden indien de opzegging zou worden vernietigd.
De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet geldig was, omdat er geen dringende reden voor het ontslag op staande voet was. De werkgever had niet voldaan aan de voorwaarden voor een dergelijk ontslag, zoals het onverwijld opzeggen en meedelen van de reden. De kantonrechter stelde vast dat de redenen die de werkgever had opgegeven voor het ontslag, niet voldoende waren om te spreken van een dringende reden. De werknemer had bovendien recht op doorbetaling van zijn loon tot het einde van de arbeidsovereenkomst, die van rechtswege eindigde op 4 juli 2024.
Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris, vakantietoeslag, een eindejaarsuitkering en een transitievergoeding. De kantonrechter wees ook het verzoek van de werkgever om verrekening van het verschuldigde loon met door haar geleden schade af, omdat niet was aangetoond dat de werknemer opzettelijk of roekeloos had gehandeld. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd, omdat deze grotendeels ongelijk had gekregen in de procedure. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever onmiddellijk aan de uitspraak moest voldoen, ook als er hoger beroep werd ingesteld.