ECLI:NL:RBROT:2025:10843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
FT RK 21/623
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de afdrachtverplichting en ontstaan van nieuwe schulden

Op 4 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De bewindvoerder had op 29 april 2025 een negatief advies uitgebracht over de verlening van de schone lei, omdat de schuldenaar niet voldeed aan de informatieverplichting, nieuwe schulden had laten ontstaan en niet aan de afdrachtverplichting had voldaan. Tijdens de zitting op 18 augustus 2025 zijn zowel de schuldenaar als zijn advocaat gehoord. De schuldenaar stelde dat hij bezig was met het afbetalen van de nieuwe schulden en dat hij ondersteuning nodig had. De rechtbank oordeelde echter dat de tekortkomingen van de schuldenaar niet aan hem konden worden toegerekend, en dat hij onvoldoende actie had ondernomen om de tekortkomingen te herstellen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de schuldsaneringsregeling te verlengen of de boedelachterstand te matigen. De rechtbank heeft besloten dat aan de schuldenaar geen schone lei wordt verleend en heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering schone lei
[insolventienummer]
uitspraakdatum: 4 september 2025
Bij vonnis van deze rechtbank van 5 augustus 2021 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenaar],
[adres]
[postcode] [plaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: E.A. de Snoo.

1.De procedure

1.1.
De bewindvoerder heeft op 29 april 2025 schriftelijk verslag uitgebracht over de
beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2.
Op 5 juni 2025, 1 juli 2025 en 18 augustus 2025 heeft de bewindvoerder de
rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
1.3.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 18 augustus 2025. Ter
terechtzitting zijn verschenen en gehoord:
- schuldenaar;
- de heer mr. J.M. van der Linden, advocaat van schuldenaar;
- mevrouw E.A. de Snoo, bewindvoerder.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

2.1.
Standpunt bewindvoerder
De bewindvoerder heeft in haar eindverslag en in haar berichten aan de rechtbank
negatief geadviseerd over de verlening van de schone lei. Daarbij heeft zij zich op
het standpunt gesteld dat schuldenaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen die vanuit de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van
toepassing zijn. Die tekortkomingen zien volgens de bewindvoerder op de
informatieverplichting, de verplichting om geen nieuwe schulden te maken en de
afdrachtverplichting.
2.1.1. (
i) De informatieverplichting
Schuldenaar is de informatieverplichting niet naar behoren nagekomen. Thans
ontbreken nog de inkomensgegevens van mei 2025 tot en met heden in het dossier.
2.1.2. (
ii) De verplichting om geen nieuwe schulden te maken
Flanderijn, afdeling Telecom inzake [schuldeiser 1] , heeft op 24 april 2025 de bewindvoerder
bericht dat schuldenaar een nieuwe schuld heeft laten ontstaan van € 638,95.
Vervolgens heeft Flanderijn, afdeling Telecom inzake [schuldeiser 2] , op 30 mei 2025 de
bewindvoerder bericht dat schuldenaar wederom een nieuwe schuld heeft laten
ontstaan. Deze vordering bedraagt € 1.354,00. Schuldenaar heeft daarmee in
2025 nieuwe schulden laten ontstaan van in totaal € 1.992,95. In 2023 had
schuldenaar ook al een nieuwe schuld laten ontstaan bij [schuldeiser 3] ter hoogte
van € 2.964,29. Of schuldenaar deze nieuwe schuld inmiddels heeft afbetaald, is
onduidelijk. Zowel schuldenaar als zijn budgetbeheerder heeft de bewindvoerder
hierover niet geïnformeerd.
2.1.3. (
iii) De afdrachtverplichting
Schuldenaar is ook de afdrachtverplichting niet naar behoren nagekomen. Door de
budgetbeheerder van schuldenaar werd in mei 2024 voor het laatst afgedragen aan
de boedel. In april 2025 werd slechts een bedrag van € 45,24 ontvangen op de
boedelrekening. De boedelachterstand bedraagt tot en met juli 2025 € 8.682,95. Dit
betreft een schatting omdat de bewindvoerder nog niet alle inkomensgegevens van
schuldenaar heeft mogen ontvangen.
2.1.4. (
iv) Geen verlenging
Schuldenaar heeft niet aangetoond dat hij de tekortkomingen wil en kan herstellen.
De bewindvoerder kan daarom geen positief advies uitbrengen omtrent een
verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling.
2.1.5. (
v) Beschermingsbewind
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat zij geen reden zag om schuldenaar
beschermingsbewind te laten aanvragen. De bewindvoerder heeft meermaals
contact gehad met schuldenaar en schuldenaar leverde uiteindelijk, weliswaar
steeds te laat, de gevraagde informatie aan. Dat sprake zou zijn van onvermogen
aan de kant van schuldenaar, volgt niet uit de contacten die de bewindvoerder met
schuldenaar heeft gehad. Daarnaast had schuldenaar een budgetbeheerder.
2.2.
Standpunt schuldenaar
2.2.1. (
i) Verklaring schuldenaar
Schuldenaar heeft ter zitting verklaard dat hij, ook tijdens de regeling, een
budgetbeheerder had. Voorts heeft hij verklaard dat hij bezig is met het afbetalen
van de nieuwe schulden. De betalingsregelingen worden nagekomen.
2.2.2. (
ii) Verklaring advocaat van schuldenaar
De advocaat van schuldenaar vraagt zich ter zitting af waarom tijdens de
schuldsaneringsregeling niet is gesproken over beschermingsbewind. Aan de kant
van schuldenaar is immers sprake van onvermogen. Hij heeft ondersteuning nodig
en had eerder geholpen moeten worden. Schuldenaar heeft geen waarschuwingen
dan wel hulp gekregen waardoor de schade van de tekortkomingen onnodig is
opgelopen. Het had op de weg van de bewindvoerder gelegen om schuldenaar
hierbij te helpen en verwijst daarbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van
27 januari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:110). Voorts verliep de communicatie
hierover niet goed. Schuldenaar heeft immers geen waarschuwingsbrief ontvangen,
althans dat is op die manier niet bij schuldenaar binnengekomen.
2.2.3.
De advocaat van schuldenaar heeft vervolgens ter zitting primair aangevoerd dat
aan schuldenaar de schone lei moet worden verleend. De tekortkomingen die zijn
ontstaan kunnen namelijk niet aan schuldenaar worden toegerekend en verwijst
daarbij naar een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2025
(ECLI:NL:GHARL:2025:3428). Subsidiair heeft hij aangevoerd dat schuldenaar
door middel van een verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling de
mogelijkheid moet krijgen om de tekortkomingen te herstellen, waarbij – gelet op
de omstandigheden - de boedelachterstand gematigd wordt. De advocaat van
schuldenaar verwijst daarbij naar een uitspraak van het hof Den Haag. Schuldenaar
is in staat om € 550,00 tot € 600,00 per maand af te lossen.

3.De beoordeling

3.1.
De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische
schuldensituatie de mogelijkheid om aan het einde van de regeling een schone lei te
verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat (een groot deel van) de
schuld van € 34.596,21 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een
aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar
gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd
en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te
dragen aan de boedel en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een
fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Daarnaast mogen er geen nieuwe schulden
ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven
van voornoemde verplichtingen.
3.2.
De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de
nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en
overweegt daartoe als volgt.
3.3.
Ter zitting is besproken dat sprake is van een boedelachterstand. Deze bedraagt
volgens het bericht van de bewindvoerder van 18 augustus 2025 € 8.682,95.
Schuldenaar heeft de boedelachterstand niet weersproken. Daarmee staat vast dat
schuldenaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn afdrachtverplichting.
Daarnaast zijn er nieuwe schulden ontstaan bij [schuldeiser 3] en Flanderijn, inzake
[schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] , van in totaal € 4.957,24. Schuldenaar heeft ook dit niet weersproken. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij met deze schuldeisers een betalingsregeling heeft lopen en dat hij reeds aan het aflossen is. Daarmee staat vast dat schuldenaar ook tekort is geschoten in de nakoming van de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Deze tekortkomingen staan in de weg aan de beëindiging van de schuldsaneringsregeling met een schone lei.
3.4.
Dat bovengenoemde tekortkomingen niet aan schuldenaar is toe te rekenen, is
onvoldoende aannemelijk geworden. Schuldenaar is door middel van de openbare
verslagen, een strenge brief van 15 oktober 2021 en bij gelegenheid van het
verhoor op 14 juli 2023 op de hoogte gesteld van de tekortkomingen waaronder de
oplopende achterstand in de afdrachteverplichting. Bij brief van 30 september 2024
heeft de rechter-commissaris schuldenaar opnieuw gewezen op de ontstane
achterstanden. Schuldenaar heeft gedurende de regeling geen, althans onvoldoende,
actie ondernomen om de tekortkomingen (proberen) te herstellen. Dit
terwijl hij daartoe wel de gelegenheid heeft gehad. Schuldenaar zou met behulp
van zijn budgetbeheerder de boedelachterstand inlopen. In plaats daarvan is de
boedelachterstand aanzienlijk opgelopen. De boedelachterstand bedraagt thans
€ 8.682,95. Daarnaast heeft schuldenaar in 2023 en 2025 ook nieuwe schulden
laten ontstaan. Deze gedraging van schuldenaar past niet binnen de wettelijke
schuldsaneringsregeling, waarin van een schuldenaar een actieve houding wordt
verwacht bij de nakoming van de op hem rustende verplichtingen uit de wettelijke
schuldsaneringsregeling. Bovendien is het zijn eigen verantwoordelijkheid om aan
de verplichtingen te voldoen. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding
schuldenaar te volgen in zijn stelling dat een deel van de boedelachterstand niet
verwijtbaar zou zijn en dat hij dat deel niet zou hoeven af te lossen
3.5.
De rechtbank ziet verder ook geen aanleiding om schuldenaar via een verlenging
de kans te geven om de tekortkomingen (alsnog) te herstellen. De regeling heeft
inmiddels vier jaar geduurd en kan daarom met maximaal één jaar worden
verlengd. Schuldenaar heeft niet concreet aannemelijk gemaakt dat hij de
boedelachterstand én de nieuwe schulden middels een verlenging van (maximaal)
één jaar kan en zal inlossen. Ook volgt de rechtbank de stelling van de advocaat
van schuldenaar niet dat gelet op de omstandigheden de boedelachterstand
gematigd moet worden. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende
recht doen aan de ernst van de tekortkomingen.
3.6.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat aan
schuldenaar geen schone lei wordt verleend.
3.7.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte
kosten vaststellen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenaar toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar eindigen op 5 augustus 2025;
- stelt het salaris voor de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 4.486,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.