ECLI:NL:RBROT:2025:11754
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor schuld bij de Belastingdienst
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor een schuld bij de Belastingdienst. Eiseres, die sinds 19 februari 2002 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft bijzondere bijstand aangevraagd nadat de Belastingdienst een bedrag van € 1.441,- aan teveel ontvangen huurtoeslag had teruggevorderd. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen dringende redenen zijn om bijzondere bijstand te verlenen. Eiseres is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2025 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft vervolgens de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in een situatie verkeert waarin haar bestaan bedreigd wordt door de belastingschuld. De rechtbank verwijst naar artikel 13 van de Pw, dat stelt dat iemand die bijstand vraagt voor het aflossen van schulden geen recht heeft op bijstand als hij of zij over middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
De rechtbank oordeelt dat er geen zeer dringende redenen zijn om eiseres bijzondere bijstand te verlenen, zoals bedoeld in artikel 49 van de Pw. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij in een onoplosbare situatie verkeert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op bijzondere bijstand en het college geen bijzondere bijstand hoefde te verlenen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.