9.3.De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding om te betwijfelen dat er vanuit de woning van verzoeker een seksbedrijf werd geëxploiteerd. De burgemeester heeft daarbij de situatie zoals aangetroffen ter plaatse mogen betrekken. De woning is ingedeeld in twee slaapkamers. In elke slaapkamer staat een groot tweepersoonsbed. In de woning zijn verder vrouwenkleding, multivitaminen en libido verhogende pillen aangetroffen. Er is geen mannenkleding aangetroffen of andere spullen die erop duiden dat verzoeker feitelijk in de woning verblijft. Daar komt bij dat op 14 augustus 2025 en 2 september 2025 een Portugese vrouw in de woning en een Spaanstalige vrouw nabij de woning zijn aangetroffen, waarbij de vrouwen hebben verklaard dat zij naar de woning zijn gekomen (met het idee) om vanuit daar te werken als prostituee. Ook noemde de Portugese vrouw dat tijdens haar verblijf in de woning op 12 augustus 2025 nog een andere vrouw in de woning verbleef en dat zij door een man is meegenomen naar een andere woning om daar vermoedelijk te werken als prostituee. Ook weegt de voorzieningenrechter mee dat de Spaanstalige vrouw op haar telefoon een WhatsAppgesprek heeft getoond waaruit blijkt dat zij op 2 september 2025 een afspraak met een man heeft gemaakt om die dag seks te hebben in de woning en dat zij heeft verklaard via allerlei Whatsapp contacten afspraken te hebben gemaakt met diverse mannen om seks te hebben in de woning. Ook heeft de burgemeester de melding van 2 september 2025 van vermoedelijk illegale prostitutie op het adres van verzoeker mogen betrekken. Voor verzoekers adres is geen vergunning verleend voor de exploitatie van een seksinrichting. De burgemeester was daarom (in overeenstemming met de nota) bevoegd de woning met spoed te sluiten.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
10. Bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
11. Verzoeker voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom noodzakelijk was om de woning te sluiten. Er is niet gebleken van enig overlast. Verzoeker wijst in dit kader op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1156. 12. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat de burgemeester zich, gelet op de aangetroffen situatie, op het standpunt heeft kunnen stellen dat het noodzakelijk was om de woning een maand te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt de politie op
2 september 2025 is afgegaan op een melding over illegale prostitutie in de woning en dat op 14 augustus 2025 op een melding die bij de 112 centrale is binnengekomen van een vrouw die verklaarde in de woning aanwezig te zijn om als prostituee te werken en die de woning niet alleen durfde te verlaten. Van overlast is dus wel degelijk sprake. Er was daarom een noodzaak om het pand tijdelijk te sluiten om zo een einde te maken aan de situatie, herhaling te voorkomen en de openbare orde te herstellen. De aanwezigheid van een illegale seksinrichting heeft namelijk een aanzuigende werking op andere illegale praktijken, waardoor een gevoel van onveiligheid en maatschappelijke onrust kan ontstaan. Het beroep van verzoeker op de Afdelingsuitspraak van 19 maart 2025 treft geen doel. In die zaak was er immers geen sprake van een loop naar of overlast in of rondom het pand en had betrokkene stappen ondernomen om de overtreding te beëindigen en aannemelijk gemaakt dat herhaling daarvan in dat geval was voorkomen. Dat is hier niet aan de orde. De burgemeester heeft in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om te volstaan met het geven van een waarschuwing.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
13. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, moet hij zich ervan vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur van de sluiting in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
14. Verzoeker voert aan dat de sluiting van de woning onevenredig is omdat hij nergens terecht kan en de sluiting ingrijpt in de uitoefening van zijn familieleven. Daarnaast zal de verhuurder een ontbindings- en ontruimingsprocedure tegen verzoeker starten.
15. De voorzieningenrechter vindt vooralsnog de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Het is vaste rechtspraak dat een huurder verantwoordelijk is voor dat wat er in zijn woning gebeurt, ook als hij op het moment van de overtreding zelf niet in de woning verblijft (zie de Afdelingsuitspraak van 22 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1755). Verzoeker had zich als huurder en hoofdbewoner op de hoogte moeten stellen van wat er zich tijdens zijn afwezigheid afspeelde in zijn woning. Dit heeft hij niet gedaan en dit komt voor zijn rekening en risico. Dat de verhuurder een ontbindings- en ontruimingsprocedure tegen verzoeker zal starten is niet onderbouwd. Ook heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij (gedurende de spoedsluiting) geen vervangende woonruimte kan vinden. Niet gesteld of gebleken dat verzoeker bijvoorbeeld niet terecht kan bij zijn vriendin. Tot slot is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen sprake van strijd met artikel 8 van het EVRM, nu de bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning bij wet is voorzien. Met betrekking tot de omgang met het kind van verzoeker overweegt de voorzieningenrechter dat, nog daargelaten dat geen stukken zijn overgelegd om deze omgangsregeling te onderbouwen, niet is gebleken dat dit kind zijn hoofdverblijf bij verzoeker heeft en om die reden het risico loopt dakloos te worden. Verder is niet gesteld of gebleken dat het voor verzoeker niet mogelijk om de gestelde omgang ergens anders te laten plaatsvinden. 16. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de burgemeester de belangen bij de sluiting vooralsnog zwaarder mogen wegen dan de belangen van verzoeker bij het voorgezet gebruik van de woning. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven.