ECLI:NL:RBROT:2025:12330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 25/7112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot opheffing van woning sluiting wegens illegale prostitutie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2025 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, een huurder van een woning in Hoogvliet, had bezwaar gemaakt tegen de spoedsluiting van zijn woning door de burgemeester van Rotterdam, die was bevolen op 7 september 2025. De sluiting was gebaseerd op vermoedens van illegale prostitutie in de woning, waarbij op 14 augustus en 2 september 2025 twee vrouwen in en nabij de woning waren aangetroffen die verklaarden daar te zijn gekomen om als prostituee te werken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, aangezien er geen vergunning was verleend voor de exploitatie van een seksinrichting. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester de bevindingen in de bestuurlijke rapportage mocht gebruiken en dat er voldoende aanwijzingen waren voor de exploitatie van een seksbedrijf vanuit de woning. Verzoeker had niet aannemelijk gemaakt dat de sluiting onevenredig was of dat hij geen alternatieve woonruimte kon vinden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangen van de burgemeester bij het handhaven van de openbare orde zwaarder wogen dan de belangen van verzoeker bij het gebruik van de woning. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/7112

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit Hoogvliet, verzoeker

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester,

(gemachtigden: mr. R. Duivenvoorde en [naam]),
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [verhuurder] uit Rotterdam (de verhuurder).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 7 september 2025 heeft de burgemeester de spoedsluiting bevolen van de woning aan [adres 1] voor de duur van een maand.
1.2.
Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van het college. Verder is de vriendin van verzoeker verschenen. Namens [verhuurder] is niemand verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2.1.
Verzoeker huurt de woning op het adres [adres 1] (de woning) van [verhuurder].
2.2.
Op 7 september 2025 is er door de politie een bestuurlijke rapportage opgemaakt over de woning. Uit de rapportage volgt dat er een melding bij de 112 centrale is geweest dat de meldster de woning uit wilde en dat er een melding is geweest omtrent illegale prostitutie. De politie is op twee momenten bij de woning geweest. Op 14 augustus 2025 werd verzoeker niet aangetroffen bij de woning, maar wel de meldster. Deze Portugese vrouw verklaarde dat zij tijdens een vakantie in Spanje door een vrouw in contact was gebracht met een man in Nederland en naar de woning was gegaan met het idee om vanuit daar te gaan te werken als prostituee. Zij verklaarde ook dat, nadat zij de afgelopen dagen naakt door de woning heen had gelopen, de man, vermoedelijk via camera’s in de woning, erachter is gekomen dat zij transgender was en haar heeft aangezegd de woning te verlaten. Op 2 september 2025 heeft de politie met toestemming van verzoeker de woning betreden. Daarbij viel op dat woning een rommelige indruk maakte en dat op de eettafel diverse spullen lagen waaronder etensresten, maandverband, diverse potjes multivitaminen en libido verhogende pillen. Nadat de politieambtenaren de woning hadden verlaten, zagen zij verderop in de straat een vrouw lopen die een verdwaalde indruk maakte en druk aan het bellen was. Nadat de politieambtenaren deze Spaanstalige vrouw hadden aangesproken verklaarde zij uiteindelijk dat zij via een andere vrouw het adres van de woning had gekregen, naar de woning was gegaan om haar werkzaamheden als prostituee uit te voeren en dat bij aankomst de voordeur werd geopend door een man die zij herkende als verzoeker. Daarnaast verklaarde deze vrouw dat zij een profiel had op de website kinky.nl en zelf via WhatsApp afspraken met mannen maakte om seks te hebben de in woning. Voor verzoekers adres was geen vergunning verleend voor de exploitatie van een seksinrichting.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de burgemeester de woning van verzoeker met spoed gesloten per 7 september 2025 voor de duur van een maand. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek bereiken dat zijn woning open gaat tot de beslissing op het bezwaar.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij gedurende de sluiting de ene keer bij een vriend verblijft en de andere keer op straat slaapt. Hij heeft nog geen vervangende woonruimte gevonden. Ook kan volgens verzoeker door de sluiting geen uitvoering worden gegeven aan de omgangsregeling met betrekking tot zijn kind. Verzoeker heeft deze omstandigheden niet onderbouwd. Daarnaast duurt de sluiting op het moment van de zitting nog slechts twee weken. Toch geeft de voorzieningenrechter hem het voordeel van de twijfel bij het aannemen van een spoedeisend belang, omdat hij zijn woning niet kan betreden en niet is uitgesloten dat in aansluiting op de spoedsluiting een reguliere sluiting volgt en verzoeker in dat geval langer geen toegang tot de woning heeft.
Mocht de burgemeester uitgaan van de bestuurlijke rapportage?
6. Verzoeker voert aan dat de burgemeester de spoedsluiting niet kon baseren op de bestuurlijke rapportage. Volgens verzoeker is er sprake van strijd met artikelen 6 en 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), primair omdat hij niet beschikt over de afgelegde verklaringen en de zwart gelakte delen van het dossier. Subsidiair zijn de verklaringen volgens verzoeker leugenachtig.
7.1.
De bestuurlijke rapportage is naar waarheid opgemaakt op basis van op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. Een bestuursorgaan mag, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel afgaan op de juistheid van zo’n rapportage. Als de in een rapportage vermelde bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2826).
7.2.
In de rapportage zijn gegevens zoals namen en handtekeningen van de rapporteur en de aanbieder van de rapportage, de naam van een klant en de geboorteplaats van verzoeker zwart gelakt. In de bijlagen zijn onder meer op foto’s de gezichten van personen en gegevens van bankpassen zwart gelakt. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat verzoeker hierdoor in zijn verweer wordt belemmerd. Deze informatie heeft de burgemeester niet ten grondslag gelegd aan de sluiting. Er was dus voor verzoeker ook geen noodzaak om deze informatie te kunnen controleren. Dat had mogelijk anders kunnen liggen voor de in de bijlage opgenomen foto’s van de WhatsAppgesprekken op de telefoon van de Spaanstalige vrouw, ware het niet dat de burgemeester bij brief van 19 september 2025 alsnog de grotendeels ongelakte versie van deze WhatsAppgesprekken heeft overgelegd.
7.3.
De voorzieningenrechter constateert verder dat op pagina’s 2 en 4 van de rapportage duidelijk is weergegeven dat de politie bij en in buurt van de woning een Portugese vrouw en een Spaanstalige vrouw hebben gesproken en dat deze vrouwen verklaarden naar de woning te zijn gekomen (met het idee) om vanuit daar te werken als prostituee. De Spaanstalige vrouw gaf aan daadwerkelijk afspraken te hebben gemaakt om seks te hebben in de woning. Verzoeker heeft geen aannemelijke (andere) verklaring voor de aanwezigheid van de vrouwen in en rondom de woning gegeven. Verzoeker stelt dat hij eerder schurft had en daarom, nadat hij tevergeefs had geprobeerd om professionele bedrijven in te schakelen, een vriendin heeft gevraagd om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten en dat deze vriendin de Portugese vrouw meenam. Dit is echter niet onderbouwd. Uit de overgelegde stukken blijkt niet meer dan dat verzoeker op 23 juli 2025 een betalingsherinnering van een factuur voor abonnementskosten voor schoonmaakwerkheden door professionele hulp heeft ontvangen. Ook de stelling van verzoeker dat niet de Portugese vrouw maar hijzelf de politie heeft gebeld, en dat haar verklaring daarom ongeloofwaardig is, is onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde screenshots volgt weliswaar dat op 14 augustus 2025 met een mobiele telefoon naar het 0900-nummer van de politie is gebeld, maar wie er heeft gebeld en wat de inhoud van dit gesprek was blijkt hier niet uit. Van enige registratie van een melding van verzoeker door de politie is niet gebleken. Het betoog van verzoeker dat moeilijk voorstelbaar is dat de Spaanstalige vrouw op 2 september 2025 om 12:18 uur in de woning een klant zou hebben ontvangen terwijl tegelzetters dezelfde dag om 12:27 uur in de woning aanwezig waren, volgt de voorzieningenrechter niet. Uit de overgelegde screenshots volgt dat met een mobiele telefoon op 2 september om 12:27 uur naar [bedrijf] is gebeld. Dat op dat moment tegelzetters in de woning waren blijkt hier niet uit.
7.4.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester bij de beoordeling heeft mogen uitgaan van de in de bestuurlijke rapportage neergelegde bevindingen. In hetgeen verzoeker over de vuilcontainers en de ramen van de woning heeft aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een andersluidende conclusie. De burgemeester mocht dus uitgaan van de rapportage.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
8. Verzoeker betwist dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. Het enkel aanbieden van bedrijfsmatige seksuele handelingen is niet verboden. Ook was er geen sprake van bedrijfsmatige activiteiten. Er zijn geen klanten toegang tot de woning verschaft en er heeft geen daadwerkelijke seks tegen betaling in de woning plaatsgevonden.
9.1.
Volgens artikel 3:3, eerste lid, van de APV is het verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning. Volgens artikel 3:2 van de APV wordt onder seksbedrijf onder meer verstaan de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling. Hieruit volgt dat een seksbedrijf het aanbieden van bedrijfsmatige seksuele handelingen omvat.
9.2.
Volgens artikel 3:9a, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening 2012 (APV) is de burgemeester bevoegd tot het tijdelijk of voor onbepaalde tijd sluiten van een seksbedrijf, indien het wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning. Volgens de Nota prostitutie en seksbranche Rotterdam 2015 (de nota) kan de burgemeester een bestuurlijke maatregel in de vorm van sluiting van een woning voor de duur van drie maanden worden genomen bij een eerste overtreding van artikel 3:3, eerste lid, van de APV. Ook volgt uit de nota dat de burgemeester de woning versneld kan sluiten voor de duur van een maand als sprake is van een overtreding van voormeld artikel. Er zijn meerdere factoren die kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie. Ter zitting heeft de gemachtigde van de burgemeester toegelicht dat deze factoren niet cumulatief zijn.
9.3.
De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen aanleiding om te betwijfelen dat er vanuit de woning van verzoeker een seksbedrijf werd geëxploiteerd. De burgemeester heeft daarbij de situatie zoals aangetroffen ter plaatse mogen betrekken. De woning is ingedeeld in twee slaapkamers. In elke slaapkamer staat een groot tweepersoonsbed. In de woning zijn verder vrouwenkleding, multivitaminen en libido verhogende pillen aangetroffen. Er is geen mannenkleding aangetroffen of andere spullen die erop duiden dat verzoeker feitelijk in de woning verblijft. Daar komt bij dat op 14 augustus 2025 en 2 september 2025 een Portugese vrouw in de woning en een Spaanstalige vrouw nabij de woning zijn aangetroffen, waarbij de vrouwen hebben verklaard dat zij naar de woning zijn gekomen (met het idee) om vanuit daar te werken als prostituee. Ook noemde de Portugese vrouw dat tijdens haar verblijf in de woning op 12 augustus 2025 nog een andere vrouw in de woning verbleef en dat zij door een man is meegenomen naar een andere woning om daar vermoedelijk te werken als prostituee. Ook weegt de voorzieningenrechter mee dat de Spaanstalige vrouw op haar telefoon een WhatsAppgesprek heeft getoond waaruit blijkt dat zij op 2 september 2025 een afspraak met een man heeft gemaakt om die dag seks te hebben in de woning en dat zij heeft verklaard via allerlei Whatsapp contacten afspraken te hebben gemaakt met diverse mannen om seks te hebben in de woning. Ook heeft de burgemeester de melding van 2 september 2025 van vermoedelijk illegale prostitutie op het adres van verzoeker mogen betrekken. Voor verzoekers adres is geen vergunning verleend voor de exploitatie van een seksinrichting. De burgemeester was daarom (in overeenstemming met de nota) bevoegd de woning met spoed te sluiten.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
10. Bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
11. Verzoeker voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom noodzakelijk was om de woning te sluiten. Er is niet gebleken van enig overlast. Verzoeker wijst in dit kader op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1156.
12. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat de burgemeester zich, gelet op de aangetroffen situatie, op het standpunt heeft kunnen stellen dat het noodzakelijk was om de woning een maand te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt de politie op
2 september 2025 is afgegaan op een melding over illegale prostitutie in de woning en dat op 14 augustus 2025 op een melding die bij de 112 centrale is binnengekomen van een vrouw die verklaarde in de woning aanwezig te zijn om als prostituee te werken en die de woning niet alleen durfde te verlaten. Van overlast is dus wel degelijk sprake. Er was daarom een noodzaak om het pand tijdelijk te sluiten om zo een einde te maken aan de situatie, herhaling te voorkomen en de openbare orde te herstellen. De aanwezigheid van een illegale seksinrichting heeft namelijk een aanzuigende werking op andere illegale praktijken, waardoor een gevoel van onveiligheid en maatschappelijke onrust kan ontstaan. Het beroep van verzoeker op de Afdelingsuitspraak van 19 maart 2025 treft geen doel. In die zaak was er immers geen sprake van een loop naar of overlast in of rondom het pand en had betrokkene stappen ondernomen om de overtreding te beëindigen en aannemelijk gemaakt dat herhaling daarvan in dat geval was voorkomen. Dat is hier niet aan de orde. De burgemeester heeft in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om te volstaan met het geven van een waarschuwing.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
13. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, moet hij zich ervan vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur van de sluiting in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
14. Verzoeker voert aan dat de sluiting van de woning onevenredig is omdat hij nergens terecht kan en de sluiting ingrijpt in de uitoefening van zijn familieleven. Daarnaast zal de verhuurder een ontbindings- en ontruimingsprocedure tegen verzoeker starten.
15. De voorzieningenrechter vindt vooralsnog de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Het is vaste rechtspraak dat een huurder verantwoordelijk is voor dat wat er in zijn woning gebeurt, ook als hij op het moment van de overtreding zelf niet in de woning verblijft (zie de Afdelingsuitspraak van 22 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1755). Verzoeker had zich als huurder en hoofdbewoner op de hoogte moeten stellen van wat er zich tijdens zijn afwezigheid afspeelde in zijn woning. Dit heeft hij niet gedaan en dit komt voor zijn rekening en risico. Dat de verhuurder een ontbindings- en ontruimingsprocedure tegen verzoeker zal starten is niet onderbouwd. Ook heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij (gedurende de spoedsluiting) geen vervangende woonruimte kan vinden. Niet gesteld of gebleken dat verzoeker bijvoorbeeld niet terecht kan bij zijn vriendin. Tot slot is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook geen sprake van strijd met artikel 8 van het EVRM, nu de bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning bij wet is voorzien. Met betrekking tot de omgang met het kind van verzoeker overweegt de voorzieningenrechter dat, nog daargelaten dat geen stukken zijn overgelegd om deze omgangsregeling te onderbouwen, niet is gebleken dat dit kind zijn hoofdverblijf bij verzoeker heeft en om die reden het risico loopt dakloos te worden. Verder is niet gesteld of gebleken dat het voor verzoeker niet mogelijk om de gestelde omgang ergens anders te laten plaatsvinden.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de burgemeester de belangen bij de sluiting vooralsnog zwaarder mogen wegen dan de belangen van verzoeker bij het voorgezet gebruik van de woning. De voorzieningenrechter verwacht dan ook dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven.

Conclusie en gevolgen

17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat er geen voorlopige voorziening wordt getroffen en de woning gesloten blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2025.
De voorzieningenrechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.