Op 3 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam eiser] en de Dienst Toeslagen. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de Dienst Toeslagen van 22 april 2022, waarin werd vastgesteld dat eiser geen recht had op een forfaitair bedrag van € 30.000,- onder de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en later beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die de zaak heeft doorverwezen naar de rechtbank Rotterdam.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Dienst Toeslagen op 11 maart 2024 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft vervolgens zijn beroep gehandhaafd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dit is het gevolg van het feit dat de Dienst Toeslagen inmiddels een besluit heeft genomen op het bezwaar.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 11 maart 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de gestelde gebrekkige bekendmaking van het besluit niet van invloed is op de rechtmatigheid ervan, aangezien eiser een kopie van het besluit heeft ontvangen. Eiser heeft geen andere gronden aangevoerd tegen het besluit, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit te doen.
De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiser moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.