ECLI:NL:RBROT:2025:13271

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 7390
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing bijzondere bijstand in de vorm van een lening voor tandartskosten

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2025, wordt de aanvraag van eiseres voor bijzondere bijstand in de vorm van een lening voor tandartskosten beoordeeld. Eiseres, die niet akkoord gaat met de toewijzing van de aanvraag in de vorm van een lening, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Dagelijks Bestuur van Avres. De rechtbank oordeelt dat Avres de aanvraag terecht heeft goedgekeurd in de vorm van een lening, en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres had bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die niet volledig door haar zorgverzekering werden gedekt. Avres had de aanvraag aanvankelijk afgewezen, maar na bezwaar werd de bijstand alsnog verleend in de vorm van een lening. De rechtbank legt uit dat volgens de wet geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening is die als toereikend wordt beschouwd. Eiseres voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden en de dringende redenen een uitzondering rechtvaardigen, maar de rechtbank oordeelt dat zij hierin niet is geslaagd. De rechtbank concludeert dat de toekenning van bijstand in de vorm van een lening rechtmatig is en dat eiseres geen recht heeft op een gift. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgverzekering en de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7390

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Gümüs),
en

het Dagelijks Bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres, Avres

(gemachtigde: W.M.M. Duvivier).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de toewijzing van de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand in de vorm van een lening voor de kosten van behandelingen bij haar tandarts en mondhygiëniste. Eiseres is het niet eens met de toewijzing van de aanvraag in de vorm van een lening. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat Avres de aanvraag terecht heeft toegekend in de vorm van een lening. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toewijzing van de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor tandartskosten in de vorm van een lening.
2.1.
Avres heeft deze aanvraag in eerste instantie met het besluit van 11 april 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 juni 2024 op het bezwaar van eiseres heeft Avres eiseres alsnog bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een terug te betalen geldlening.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Avres heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en namens Avres, de gemachtigde en
mr. S. de Groot.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres heeft op 10 april 2024 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van behandelingen bij haar tandarts en mondhygiëniste, die niet (volledig) worden vergoed vanuit haar zorgverzekering. Deze kosten zijn begroot op € 1.611,53. Door Avres is deze aanvraag afgewezen omdat de zorgverzekering als passende en toereikende voorliggende voorziening dient te worden beschouwd. Eiseres is verzekerd bij OHRA met een aanvullende verzekering (pakket Compleet), vergelijkbaar met de collectieve zorgverzekering die door Avres bij VGZ wordt aangeboden, met eenzelfde maximale vergoeding van € 500,- per jaar voor tandartskosten.
3.1.
Avres heeft op grond van de hardheidsclausule alsnog bijzondere bijstand verleend in de vorm van een lening, omdat het gaat om noodzakelijke behandelingen bij de tandarts en de mondhygiëniste (voor 3 uitgevallen vullingen, parodontitis en tandvleesontstekingen). Bij eiseres is verder sprake van een bijzondere ziektebeeld. Door chronische vitamine B12 tekort heeft zij last van systeemaandoening en van aandoeningen van het zenuw- en ademhalingsstelsel. De aandoeningen zijn een gevolg van een ernstig en chronisch vitamine B12 tekort. Eiseres wordt hiervoor behandeld en krijgt B12 injecties. Verder is medio 2023 een nekhernia vastgesteld. Een en ander is op 7 maart 2024 ook vastgesteld en beoordeeld door de medisch-arbeidsdeskundig van JPH consult (op verzoek van participatieconsulent Avres). Het chronisch vitamine B12 tekort kan volgens de tandarts en de mondhygiëniste een oorzaak zijn van de parodontitis en het terugtrekken van het kaakbot.
3.2.
Met het bestreden besluit heeft Avres eiseres bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening voor de noodzakelijke behandelingen bij de tandarts en mondhygiëniste van eiseres. Dit vooralsnog tot een bedrag van maximaal € 1.650,- (gebaseerd op de ingeleverde begrotingen).
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres voert aan dat geen sprake is van een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat haar kosten slechtst voor een deel worden gedekt door de (aanvullende) verzekering. Gelet op haar persoonlijke omstandigheden en de zeer dringende redenen had Avres de bijzondere bijstand in de vorm van een gift moeten verstrekken. Momenteel wordt eiseres maandelijks circa € 60, - gekort op haar lopende bijstandsuitkering, zodat dit leidt tot financiële problemen. Eiseres stelt dat de bijzondere bijstandsregeling er juist voor bedoeld is om dit soort problemen te voorkomen op het moment dat een burger algemeen noodzakelijke kosten maakt die onvoorzienbaar waren en wanneer een voorliggende voorziening niet toereikend en passend is.
Het oordeel van de rechtbank
5. In artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de Pw is bepaald dat geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht toereikend en passend te zijn. In de tweede volzin is bepaald dat dat recht zich evenmin uitstrekt tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
6. Volgens vaste rechtspraak [1] dient voor de kosten van een tandheelkundige behandeling sinds 1 januari 2006 de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een aan de Pw voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. De wetgever heeft een basiszorgverzekering willen introduceren, die met de aanspraken op tandheelkundige zorg als neergelegd in artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, een toereikende en passende voorziening voor kosten van tandheelkundige zorg biedt. In deze regelgeving is een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van tandheelkundige zorg. Dit blijkt onder meer uit de bewoordingen van artikel 2.7, van het Besluit zorgverzekering, dat in het eerste lid een opsomming geeft van “tandheelkundige zorg die noodzakelijk is”. Daarbij merkt de rechtbank op dat dat onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de vraag of
de kosten(medisch) noodzakelijk zijn en anderzijds de vraag of het
vergoeden van de kostennoodzakelijk is. Hier is niet in geschil dat de behandelingen op zichzelf noodzakelijk zijn. Daarmee is echter niet gegeven dat het vergoeden van deze kosten noodzakelijk is. Over de noodzaak van vergoeding van de kosten is in de voorliggende voorziening een bewuste keuze gemaakt
7. Het voorgaande brengt met zich mee dat aan bijstandsverlening voor de kosten van tandheelkundige zorg artikel 15, eerste lid, van de Pw in de weg staat. Dat geldt ook als de kosten niet volledig worden vergoed door de zorgverzekering of als de aanvrager geen gebruik maakt van een aanvullende verzekering. Dit hangt samen met het uitgangspunt dat het stelsel van de voorliggende voorziening niet moet worden doorkruist door bijstandverlening. In bezwaar heeft eiseres gesteld dat het moeilijk voorstelbaar is dat kosten voor bepaalde fysieke goederen wel via de bijzondere bijstand worden vergoed en kosten voor bepaalde medische behadelingen - waarbij de noodzaak van die behandelingen niet in geschil is - niet. Hoewel de rechtbank dit een begrijpelijk standpunt acht, is het aan de wetgever om hier desgewenst verandering in aan te brengen.
8. Artikel 15 van de Pw maakt dus dat Avres in beginsel geen bijzondere bijstand mocht toekennen voor de kosten van eiseres voor de behandelingen bij haar tandarts en mondhygiëniste voor zover die niet werden vergoed door haar (basis)zorgverzekering. Omdat is bepaald dat in dat geval geen aanspraak op bijstand bestaat, kan eiser voor die kosten geen aanspraak maken op bijzondere bijstand op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw. Alleen in het geval van zeer dringende redenen zou hier een uitzondering op kunnen worden gemaakt.
9. Eiseres heeft een beroep gedaan op dringende redenen die maken dat toch bijzondere bijstand moet worden verstrekt. Dit beroep op artikel 16, eerste lid, van de Pw betekent dat eiseres stelt dat Avres een uitzondering moet maken op de hoofdregel van artikel 15, eerste lid, van de Pw. Daarom ligt het op haar weg om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor die uitzondering is voldaan. Hiertoe moet zij aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk maken dat sprake is van een schrijnende situatie waarin het evident is dat weigering van de bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. [2] Eiseres is hierin niet geslaagd. Zij heeft toegelicht dat het niet toekennen van bijzondere bijstand (in de vorm van een gift) zal leiden tot ernstige en blijvende gezondheidsschade, maar zij heeft dit standpunt niet onderbouwd met – bijvoorbeeld – verklaringen van haar behandelaars.
10. In de Beleidsregels bijzondere bijstand Avres 2016 (de Beleidsregels) is in artikel 31 een hardheidsclausule opgenomen. Avres heeft met toepassing van deze hardheidsclausule in bezwaar – na een verzoek van eiseres daartoe – besloten om de bijstand in de vorm van een lening toe te kennen. De rechtbank stelt vast dat het beleid tegenwettelijk begunstigend is, omdat het ingaat tegen het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de Pw. [3] Tegenwettelijk beleid wordt niet getoetst op rechtmatigheid, maar wordt als een gegeven aanvaard. Tegenwettelijk beleid wordt dus niet exceptief getoetst aan hoger geschreven recht, algemene rechtsbeginselen en (ander) ongeschreven recht, waaronder het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank toetst wel of het college het tegenwettelijk beleid juist heeft toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB 26 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2313.
2.CRvB 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985
3.CRvB 15 mei 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:700