ECLI:NL:RBROT:2025:14863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
10/263810-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootste heroïnevangst in Rotterdam met meerdere verdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte Mega Ragga, die samen met anderen betrokken was bij de grootschalige handel in heroïne. De verdachte werd beschuldigd van het aanwezig hebben van meer dan 107 kilogram heroïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen, een patroonhouder en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 juli 2023 te Rotterdam, samen met medeverdachten, opzettelijk deze grote hoeveelheid heroïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De zaak is voortgekomen uit het opsporingsonderzoek 'Ragga', dat zich richtte op de georganiseerde drugshandel in de regio Rotterdam. Tijdens het onderzoek zijn verschillende verdachten aangehouden en zijn er meerdere locaties doorzocht waar heroïne werd opgeslagen en verwerkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarbij de voorlopige hechtenis werd opgeheven omdat de recidivegrond niet langer aanwezig was. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/263810-23
Datum uitspraak: 17 december 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1], [postcode] [plaatsnaam],
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 7 en 11 november 2025 en
17 december 2025.

2.Onderzoek Ragga

Dit vonnis gaat over het opsporingsonderzoek met de naam Ragga. Dat is een wijdvertakt onderzoek naar grootschalige handel in heroïne in de regio Rotterdam in de periode van 5 maart 2021 tot met 4 juli 2023. Het onderzoek begon op basis van informatie van het Team Criminele Inlichtingen en op basis van informatie uit een opsporingsonderzoek naar het bedrijf SkyECC. Dit bedrijf bood versleutelde communicatiediensten aan waarvan werd vermoed dat deze op grote schaal door misdaadondernemers werden gebruikt. Uiteindelijk werden [naam] en [medeverdachte 1] geïdentificeerd als contacten van een gebruiker van een SkyECC-account die vermoedelijk in verdovende middelen handelde. Via [naam] en [medeverdachte 1] kwam successievelijk een groep mannen in beeld, waarvan er in deze strafzaak elf terecht hebben gestaan. Op de actiedag van 4 juli 2023 werden zeven verdachten aangehouden. Vier andere verdachten kwamen ook op de actiedag in beeld maar werden pas op 7 respectievelijk 14 november 2023 aangehouden. [naam] werd niet aangehouden. Hij heeft ook niet terecht gestaan.
Het dossier is samengesteld uit verschillende deelonderzoeken waarin de politie soms bij toeval over een partij heroïne struikelde die (later) aan de organisatie kon worden toegeschreven, zoals een partij die werd aangetroffen aan de [locatie] op 9 mei 2022. Uiteindelijk rees het vermoeden dat in het pand [adres 2] een versnijdingslocatie was ingericht, terwijl er vermoedelijk opslaglocaties voor heroïne waren aan de [adres 3] en aan de [adres 4].
Op de actiedag werden meer verdachten aangetroffen in of in de nabijheid van [adres 2]: de medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6]. De politie vermoedde dat de medeverdachte [medeverdachte 7] was ontkomen. Bij het daaropvolgende onderzoek naar de verblijfplaats van deze medeverdachte kwam de [medeverdachte 8] in beeld. Terwijl de [medeverdachte 8] werd geobserveerd kwam weer een andere opslaglocatie voor heroïne in beeld en wel aan de [adres 5]. Rondom de [adres 5] werden behalve de [medeverdachte 8], de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] gezien. De [medeverdachte 9] werd op 4 juli 2023 aangehouden in zijn auto met in de kofferbak ruim 107 kilo heroïne.
Tenslotte werd de eerder genoemde medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn woning aangehouden en werd geld gevonden aan de [adres 6] (de woning van de ouders van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6]) en aan de [adres 7] (de woning van [medeverdachte 3]), beide in Rotterdam.
Het einddossier van het onderzoek Ragga is samengesteld uit een algemeen dossier en zaaksdossiers. De zaaksdossiers zijn (voor zover hier van belang) het
11b-dossier, over de criminele organisatie; de zaak
Pukkuminaover de versnijdingskamer aan het [adres 2] waar op 4 juli 2023 bijna 150 kilo heroïne werd gevonden en over de opslaglocatie aan de [adres 3] waar naar schatting 5.500 zakjes werden gevonden met heroïne residu; de zaak
Salsaover ruim 107 kilo heroïne die op 4 juli 2023 in de auto van de [medeverdachte 9] werd gevonden; de zaak
Cocoover drie transporten van 60, 22 en 96 kilo heroïne in de periode november 2020 tot en met maart 2021; de zaak
Calusover een transport van ruim 1.400 kilo heroïne uit Iran in de periode januari tot en met mei 2021; de zaak
Jiveover 241 kilo heroïne en een vuurwapen die tezamen op 9 mei 2022 aan de [locatie] werden aangetroffen; de zaak
[adres 4]over bijna 4,5 kilo heroïne die op 4 april 2023 aan de [adres 4] werd gevonden; en de zaken
Quickstepen
Breakdanceover twee pistolen die werden gevonden in de versnijdingskamer aan het [adres 2] respectievelijk in de woning van de verdachte aan de [adres 5].

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd wordt de verdachte onder 1 verweten dat hij op 4 juli 2023 te Rotterdam met anderen 107 kilo heroïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad (zaak Salsa) en onder 2 dat hij toen en daar een Glock 26 van het kaliber 9 MM en munitie voorhanden heeft gehad.

4.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
5.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft, kort gezegd, vrijspraak bepleit van het aanwezig hebben van 107 kilo heroïne in de woning van de verdachte. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de heroïne in zijn woning heeft gelegen. Mogelijk zijn de pakketten al door anderen in de auto gezet voordat deze bij de woning van de verdachte was. Bovendien is niet bewezen dat de op 4 juli 2023 in de Volkswagen Passat van de [medeverdachte 9] aangetroffen pakketten allemaal heroïne bevatten, nu het grootste gedeelte van die pakketten slechts door de politie indicatief is getest en indicatieve testen geen sluitend bewijs opleveren.
5.1.2.
Beoordeling
Bewijskader
De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag op basis van welke vastgestelde feiten het ten laste gelegde kan worden bewezen. Ter vaststelling van het bewijskader merkt de rechtbank voorafgaand het volgende op (vergelijk: rechtbank Rotterdam, 29 oktober 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:13090 en 13 juni 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:5434).
Bepaalde gedragingen hebben naar hun uiterlijke verschijningsvorm een bepaalde betekenis in het maatschappelijk verkeer. In het strafrecht is het niet ongebruikelijk aan die uiterlijke verschijningsvorm betekenis toe te kennen, bijvoorbeeld bij de vaststelling of sprake is van een begin van uitvoering als bedoeld in artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht (recent HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:479) of bij het bewijs van opzet (recent HR 14 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:661).
Maar ook meer in het algemeen speelt de uiterlijke verschijningsvorm bij het bewijs al langer een rol:
“De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks niet in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken” (HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733).
Kortom, als bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm in het maatschappelijk verkeer een bepaalde betekenis hebben, dan kunnen die gedragingen in het voorkomende geval bewijs opleveren. Dat laat onverlet dat contra-indicaties de redengevendheid van de inhoud van de bewijsmiddelen kunnen ontzenuwen. Als die contra-indicaties zich niet uit het dossier en het onderzoek ter zitting opdringen, kan het op de weg van de verdediging liggen die aan te dragen, waarbij het gehouden kan zijn dat de verdachte die verweren feitelijk onderbouwt als die onderbouwing niet uit de processtukken kan volgen. Uiteindelijk kan de rechtbank bij de bewijsoverweging ook rekening houden met het ontbreken van een redelijke verklaring die de eerder genoemde redengevendheid van feiten en omstandigheden ontzenuwt.
Bewijs
Op 4 juli 2023 stonden de medeverdachten [medeverdachte 9], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 10] gedurende tenminste drie kwartier voor de woning van de verdachte. Zij stonden duidelijk op hem te wachten; zij belden diverse keren aan bij zijn woning aan de [adres 5], keken door de brievenbus en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 10] liepen een parkeergarage – die kennelijk bij de woning hoort – in en uit. Toen de verdachte rond 12:19 uur aankwam, had hij contact met [medeverdachte 8] en [medeverdachte 10] waarna hij zijn auto die garage inreed. [medeverdachte 8] en [medeverdachte 10] stapten om 12:25 uur in de auto van [medeverdachte 9], een Volkswagen Passat met het kenteken [kenteken 1]. Zij reden kennelijk ook die garage in, want om 12:40 uur kwamen [medeverdachte 8] en [medeverdachte 10] met de auto van [medeverdachte 9] uit de garage en stopten zij bij [medeverdachte 9]. Die stapte in de Volkswagen en reed weg. [medeverdachte 9] werd om 13:15 uur aangehouden met 107 kilo heroïne in een bigshopper en twee kratten in de kofferbak.
Vaststaat dat de organisatie rondom de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] sinds november 2020 op grote schaal heeft gehandeld in heroïne. Daarbij zijn [medeverdachte 8], [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] op de één of andere manier betrokken geweest. [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] zijn aanwezig geweest in of bij de versnijdingskamer van de organisatie aan het [adres 2] en de auto van [medeverdachte 10] (Kia Picanto met het kenteken [kenteken 2]) is op 9 mei 2022 betrokken geweest bij een transport van tenminste 241 kilo heroïne (zaaksdossier Jive). Gelet op de bovenbeschreven gedragingen van de medeverdachten hebben zij na de inval van de politie in het [adres 2] geprobeerd om de stash in de woning van de verdachte in veiligheid te brengen. Er is geen andere redelijke verklaring voor het waargenomen gedrag en het aantreffen van de heroïne in de auto van [medeverdachte 9] te bedenken. Er is ook geen andere verklaring aangevoerd, niet door de verdachte en ook niet door de medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 10]. De [medeverdachte 9] heeft kort na zijn aanhouding ook verklaard dat ‘
anderen spullen bij hem in de auto hadden gezet, dat hij het ergens in de buurt van Amsterdam moest afleveren’ en ‘
dat hij er een paar honderd euro voor zou krijgen’.
Dat de stash daadwerkelijk in de woning van de verdachte heeft gelegen blijkt, behalve uit de bovenbeschreven gedragingen van de verdachte en de medeverdachten en de verklaring van [medeverdachte 9], ook uit de bij de doorzoeking in de woning en berging aangetroffen vacumeermachine en teiltjes met bruin residu die indicatief positief testten op heroïne. Het aangevoerde alternatieve scenario, inhoudende dat de heroïne al in de auto lag en door anderen in de auto is geladen, is in het licht van de voorgaande vaststellingen niet aannemelijk. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Hoeveelheid heroïne
In de kofferbak van de Volkswagen Passat van de [medeverdachte 9] zijn twee kratten en een bigshopper aangetroffen, alle gevuld met blokken. De blokken waren verpakt in tape met de teksten Ninja Turtles Leonardo en Rolls Royce. De politie heeft twintig monsters genomen van de blokken uit de bigshopper. Deze monsters zijn eerst indicatief getest en toen daaruit indicatief bleek dat de blokken heroïne bevatten, zijn die monsters opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI). Het onderzoek van het NFI heeft bevestigd dat in de monsters heroïne zat. De politie heeft ook monsters genomen van de blokken in de twee kratten en deze ook indicatief getest. Uit deze testen is indicatief gebleken dat ook deze blokken heroïne bevatten, maar deze monsters zijn niet opgestuurd naar het NFI. De verdediging heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de blokken in de kratten heroïne hebben bevat, omdat een indicatieve test daarvoor onvoldoende grond biedt. De verdediging heeft niet betwist dat alle blokken in de bigshopper heroïne hebben bevat, ook al zijn niet van alle blokken in de bigshopper monsters door het NFI onderzocht.
De rechtbank verstaat het verweer over de wijze van testen van de in de Volkswagen Passat aangetroffen blokken zo, dat de genomen monsters niet representatief zouden zijn voor de hele partij maar slechts voor de partij aangetroffen in de bigshopper. De rechtbank is echter van oordeel dat de monsters uit de bigshopper wel degelijk representatief zijn voor de hele partij die in de auto is aangetroffen en dus ook voor de blokken die in de twee kratten zaten. Daarbij houdt de rechtbank er rekening mee dat de monsters van de blokken in de twee kratten met indicatieve testen positief hebben getest op heroïne; dat de blokken in de twee kratten mede gelet op de eenvormige wijze van verpakking met tape met de teksten Ninja Turtles Leonardo en Rolls Royce tot dezelfde partij hebben behoord als de blokken in de bigshopper; en dat in het onderzoek Ragga veel meer blokken op dezelfde wijze zijn verpakt en dat de representatieve monsters van die blokken die door het NFI zijn getest steeds heroïne bleken te bevatten.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
5.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ruim 107 kilo heroïne.
5.2.
Bewezenverklaring
Wat betreft feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij,
op
of omstreeks4 juli 2023 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad
, te weten (ongeveer)107,047 kg heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in lijst Ivan de Opiumwet;
2.
hij,
op
of omstreeks4 juli 2023, te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: een Glock 26 van het kaliber 9 MM en
/ofeen
of meerpatroonhouder
s, bestemd en passend in voornoemd wapen, zijnde een wapen van categorie III, onder 1 Wet wapens en munitie en
/ofmunitie van categorie III, van de Wet Wapens en Munitie, te weten
één of meerkogelpatronen van het kaliber 9MM voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

2.

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ruim 107 kilogram heroïne.
Dit feit houdt verband met de grootschalige handel in heroïne door een aantal medeverdachten. De handel in harddrugs gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder geweld en ondermijning. Daarnaast zijn verdovende middelen schadelijk voor de gezondheid en verslavend. Gebruikers plegen vaak strafbare feiten om aan verdovende middelen te komen. De verdachte heeft door zijn handelen aan dit alles bijgedragen.
Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen, een patroonhouder en munitie voorhanden gehad. Het onbevoegd bezit van vuurwapens met munitie betreft een ernstig strafbaar feit en levert een risico voor de veiligheid van personen op. Bovendien kan het bezit leiden tot het feitelijk gebruikmaken van die vuurwapens. Dit is in Rotterdam helaas maar al te vaak het geval.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
30 april 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een afgeronde opleiding (mbo-3) op het gebied van international business studies. Hij werkte voornamelijk in de horeca en in de beveiliging. Begin 2023 werd bij zijn vriendin een ernstige hartspierziekte geconstateerd. Kort hierna was de politie-inval in verband met de feiten in deze zaak. Door dit alles besloot hij tijdelijk te stoppen met werken. De situatie van zijn drie honden waarop beslag was gelegd was daarop mede van invloed. De verdachte leeft van spaargeld. Er zijn geen directe aanwijzingen voor schuldenproblematiek. Er zijn geen aanwijzingen voor middelenproblematiek. Evenmin zijn er aanwijzingen voor psychische problematiek. Omdat de verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht kan de reclassering geen delictanalyse opstellen en onthoudt zij zich van een inschatting van het recidiverisico en het geven van een advies.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat er een aanzienlijke tijd is verstreken sinds het plegen van de strafbare feiten en dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte na schorsing van zijn voorlopige hechtenis opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De verdediging heeft, mede gelet op deze omstandigheden, verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten van een langere duur dan het voorarrest. Gelet op de ernst van de feiten is dat echter niet passend.
Alles afwegend komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist. De reden hiervoor is dat de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf in voldoende mate recht doet aan de strafdoelen vergelding en preventie en een hogere straf daarom geen doel dient.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is op 14 februari 2024 geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg. De resterende grond voor de voorlopige hechtenis was op dat moment de recidivegrond. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de verdachte na zijn schorsing opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De recidivegrond is daarom niet langer aanwezig. De enkele omstandigheid dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd van langere duur dan de ondergane voorlopige hechtenis, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank zal daarom het bevel gevangenhouding opheffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Dere, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, te weten (ongeveer) 107,047 kg heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in lijst Ivan de Opiumwet;
2.
hij,
op of omstreeks 4 juli 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten: een Glock 26 van het kaliber 9 MM en/of een of meer patroonhouders, bestemd en passend in voornoemd wapen, zijnde een wapen van categorie III, onder 1 Wet wapens en munitie en/of munitie van categorie III, van de Wet Wapens en Munitie, te weten één of meer kogelpatronen van het kaliber 9MM voorhanden heeft gehad.