In deze zaak heeft eiseres, een persoon uit een niet gespecificeerde plaats, een verzoek ingediend bij de Dienst Toeslagen voor aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder, de Dienst Toeslagen, niet tijdig een besluit heeft genomen. Op 18 maart 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en heeft verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zeven weken na de uitspraak een besluit over de aanvullende compensatie bekend te maken. Tevens is bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet bijdragen tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick op 22 april 2025, in aanwezigheid van griffier R.A.I. de Bruijn. De rechtbank heeft geen zitting gehouden omdat dit niet nodig was volgens de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres heeft zich ook gemeld bij de Commissie Werkelijke Schade, die het verzoek in behandeling heeft genomen en de beslistermijn heeft verlengd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een hoger bedrag voor de dwangsom toe te kennen, en heeft geoordeeld dat de zaak van licht gewicht is.