ECLI:NL:RBROT:2025:4845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
ROT 25/671
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een besluit over de overname van niet-zakelijke private schulden

In deze zaak heeft eiser, een particulier, een verzoek ingediend bij de minister van Financiën tot overname van niet-zakelijke private schulden. Dit verzoek werd ingediend bij Sociale Banken Nederland (SBN), die namens de minister beslist op dergelijke verzoeken. Eiser heeft beroep ingesteld omdat er geen besluit was genomen op zijn aanvraag. De minister heeft op 6 februari 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn voor het overnameverzoek is overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist en heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, en de rechtbank heeft bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht van € 53,- en de proceskosten zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 april 2025.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/671
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2025 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. S. Arakelyan,
en

de minister van Financiën, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij verweerder een verzoek gedaan tot overname van de niet-zakelijke private schulden, door een schuldenlijst in te dienen bij Sociale Banken Nederland (SBN). De SBN beslist namens verweerder op een dergelijk overnameverzoek.
Eiser heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit.
Verweerder heeft op 6 februari 2025 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat zich in deze zaak een van de gevallen voordoet zoals genoemd in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en een zitting daarom niet nodig is.
Eiser heeft zich op 13 mei 2024 en 15 mei 2024 bij SBN gemeld met een verzoek tot overname van de niet-zakelijke private schulden. Verweerder heeft dit verzoek in behandeling genomen. Verweerder heeft in beginsel, behoudens verdaging, zes maanden om een beslissing op aanvraag te nemen. Verweerder moest in beginsel dus uiterlijk op 14 en 16 november 2024 een besluit op het overname verzoek bekendmaken. Verweerder heeft de beslistermijn pas op 27 november 2024 met zes maanden verlengd. Dat wil zeggen na het verstrijken van de eerste termijn.
Niet in geschil is dat de beslistermijn voor het overnameverzoek is overschreden. Eiser heeft verweerder op 18 november 2024 in gebreke gesteld en sinds de ontvangst daarvan door verweerder zijn meer dan twee weken voorbij gegaan. Niet is gebleken dat verweerder alsnog op de aanvraag heeft beslist.
Eiser heeft verzocht de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 van de Awb verbeurde dwangsom vast te stellen. Uit het dossier blijkt geen dwangsombeschikking. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de hoogte van de verbeurde dwangsom vaststellen op € 1.442,-.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, moet verweerder binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het overnameverzoek bekendmaken.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de gestelde termijn overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-. [1]
7. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. [2] Van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bpb, is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen reeds verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op binnen twee weken een besluit op het overnameverzoek bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 53,- aan eiser vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in aanwezigheid van
A.R. de Groot, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 24 april 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 15 juli 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:6560.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:591; 22 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4784; en 16 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:657.