In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van een boete die is opgelegd voor een overtreding van de Wet dieren. De rechtbank heeft op 12 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren. Eiser had eerder een boete van € 1.500,- opgelegd gekregen voor het vervoeren van dieren die niet geschikt waren voor transport. Deze boete werd later verhoogd naar € 3.000,- vanwege recidive. Eiser verzocht om herziening van de boete, maar verweerder weigerde dit, stellende dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het herzieningsverzoek terecht was, maar dat er wel een motiveringsgebrek was in de beslissing van verweerder. Dit leidde tot de toekenning van proceskosten aan eiser, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de boete in stand blijft. De rechtbank concludeert dat de weigering om de boete te herzien niet evident onredelijk was, ondanks het motiveringsgebrek.