In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 juli 2025, staat de invordering van een dwangsom van € 5.000,- centraal. Eiser, die in beroep is gegaan tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, betwist dat hij een overtreding heeft begaan en stelt dat de invordering onevenredig is. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden en komt tot de conclusie dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat eiser de opgelegde last heeft overtreden. Echter, gezien de financiële situatie van eiser, die onder bewind staat en een bijstandsuitkering ontvangt, oordeelt de rechtbank dat hij evident niet in staat is om de verbeurde dwangsom te betalen. De rechtbank matigt daarom de invordering tot € 2.500,-. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept het invorderingsbesluit, waarbij het college ook wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bestuursrechtelijke sancties, maar erkent ook de noodzaak om rekening te houden met de financiële draagkracht van de overtreder.