ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8279
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A.C.J. van Dooijeweert
- C.W. Rang
- A.H. Schotman
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf van een Srilankaanse vreemdeling
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Srilankaanse vreemdeling, om toelating als vluchteling en om verlening van een vergunning tot verblijf. Eiser verblijft sinds 7 april 1994 in Nederland en heeft op die datum een aanvraag ingediend voor vluchtelingenstatus en een vergunning tot verblijf om humanitaire redenen. De aanvragen zijn in eerste instantie afgewezen op 24 oktober 1994. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar zijn verzoek om verlenging van de vergunning tot verblijf werd op 5 januari 1998 afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft op 7 januari 1999 het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij stelt dat hij in aanmerking komt voor toelating als vluchteling, subsidiair voor een vergunning tot verblijf en meer subsidiair voor een voorwaardelijke vergunning tot verblijf.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en op 1 november 2000 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vluchteling is en dat hij niet in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf. De rechtbank overweegt dat de relevante tijd voor het driejarenbeleid niet wordt opgebouwd tijdens de periode dat eiser in het bezit was van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Sri Lanka gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging, maar de rechtbank concludeert dat de motivering van verweerder om de aanvragen af te wijzen terecht is. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, waarmee het bestreden besluit in stand blijft.