In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de belanghebbende, een persoon die inkomsten uit hennepteelt had, niet de vereiste aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan. De inspecteur van de Belastingdienst had een navorderingsaanslag opgelegd op basis van een redelijke schatting van de inkomsten uit hennepteelt, die door de rechtbank als aannemelijk werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet gebonden was aan eerdere oordelen in een ontnemingsprocedure en dat de omkering van de bewijslast van toepassing was. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en verminderde de navorderingsaanslag tot een belastbaar inkomen van € 50.200. Tevens werd de boete, die oorspronkelijk was vastgesteld op 100% van de navorderingsaanslag, verminderd tot 50%, rekening houdend met de financiële situatie van de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van dubbele bestraffing, aangezien de boete betrekking had op het opzettelijk verzwijgen van inkomsten, terwijl de strafrechtelijke veroordeling betrekking had op de hennepteelt zelf. De rechtbank heeft de inspecteur ook veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die op € 1.179 zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.