Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De beoordeling
dande verklaring door die persoon of instelling kan worden gegeven.
Een algemene maatregel van bestuur als hier bedoeld is per de datum van heden niet van kracht.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster, die haar onderneming had beëindigd, had een aanzienlijke schuldenlast van in totaal € 331.867,67. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster, bijgestaan door de schuldhulpverleningsorganisatie Intova, een aanvraag had ingediend voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft de bevoegdheid om deze procedure te openen erkend, aangezien het centrum van de voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt.
De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat het minnelijke traject dat door Intova was uitgevoerd, niet had geleid tot een regeling met de schuldeisers. De rechtbank heeft vervolgens de rol van Intova als schuldhulpverlener onderzocht en geconcludeerd dat Intova, die in opdracht van de gemeente [plaatsnaam] had gehandeld, als bevoegde schuldbemiddelaar kan worden aangemerkt. Dit was van belang voor de ontvankelijkheid van het verzoek van verzoekster.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek en heeft zij de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De rechtbank heeft mr. Luijks benoemd tot rechter-commissaris en Verhulst tot bewindvoerder. Tevens zijn er voorwaarden gesteld aan de bewindvoerder met betrekking tot de afhandeling van de schulden en de vergoeding voor zijn werkzaamheden.