5.3De rechtbank is, anders dan eisers hebben aangevoerd, van oordeel dat het college met deze aanvullende ruimtelijke onderbouwing van Rho de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan voldoende heeft gemotiveerd. Rho heeft toegelicht dat het bouwplan en specifiek de extra bouwhoogte en de tweede bouwlaag onder de kap aansluiten bij het (centrum)dorpse karakter, zoals de structuurvisie vereist, en recht doen aan de locatie als kruising en ankerpunt binnen het centrum. Dat de kap hierdoor steiler en de totale bouwhoogte iets hoger zal zijn dan de huidige bebouwing in het centrumgebied, is volgens de structuurvisie geoorloofd. Rho heeft aangegeven dat een extra bouwlaag in de kap ruimtelijk gezien geen effect heeft op de omgeving. De rechtbank merkt hierbij op dat, wanneer een extra bouwlaag aan een gebouw wordt toegevoegd, dit ruimtelijk gezien wel effect kan hebben op de omgeving. In dit geval is zij echter van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat dit effect zeer gering zal zijn, onder andere omdat op eigen terrein geparkeerd dient te worden. Eisers hebben voorts niet of onvoldoende met concrete argumenten toegelicht en/of met stukken onderbouwd dat dit anders ligt. Dit betekent dat het college met deze aanvullende motivering een goede ruimtelijke onderbouwing aan de vergunningverlening ten grondslag heeft gelegd.
Verklaring van geen bedenkingen
6. De gemeenteraad heeft bij besluit van 10 november 2016 een vvgb afgegeven. Uit dit besluit volgt dat de raad, anders dan [naam eiser3] stelt, onder andere op basis van de aanvullende ruimtelijke onderbouwing van Rho de vvgb heeft verleend. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de ruimtelijke onderbouwing, volgt de rechtbank niet het standpunt van [naam eiser3] dat de raad geen vvgb had mogen afgeven. Evenmin volgt de rechtbank de stelling van [naam eiser3] dat de raad misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid door een vvgb af te geven, terwijl die naar de opvatting van de raad niet nodig was. Nu de raad een vvgb heeft afgegeven, is het tweede gebrek eveneens hersteld. Dit betekent dat het college bij het toekennen van een omgevingsvergunning zich ook heeft mogen baseren op het raadsbesluit van 10 november 2016.
Herhaalde en nieuwe beroepsgronden
7. [naam eiser3] heeft, zij het in andere bewoordingen, herhaald wat hij al eerder in deze procedure naar voren heeft gebracht, zoals over de komst van extra recreatieappartementen, de toename van horeca en detailhandel en over parkeren. Hierover heeft de rechtbank zich echter al uitgelaten in de tussenuitspraak. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de AbRS van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694). Uit wat [naam eiser3] in dit verband heeft aangevoerd volgt niet dat zich hier zo'n zeer uitzonderlijk geval voordoet dat rechtvaardigt dat de rechtbank terugkomt van haar oordeel in de tussenuitspraak. De beroepsgronden slagen daarom niet. 8. Ook heeft [naam eiser3] nieuwe beroepsgronden aangevoerd, zoals over omgevingslawaai en het gelijkheidsbeginsel. Voor wat betreft deze nieuwe beroepsgronden overweegt de rechtbank dat de procedure zoals die na de tussenuitspraak kan worden gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die tot dan toe zijn aangevoerd. De rechtbank acht het in beginsel in strijd met de goede procesorde als na de tussenuitspraak nieuwe geschilpunten worden ingebracht. De reactie van het college op de tussenuitspraak geeft geen aanleiding voor het aanvoeren van nieuwe beroepsgronden. Evenmin ziet de rechtbank in wat [naam eiser3] heeft aangevoerd aanleiding af te wijken van het hiervoor geformuleerde uitgangspunt. De rechtbank bespreekt de nieuwe beroepsgronden daarom niet inhoudelijk.
9. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, zijn de beroepen tegen bestreden besluit I, voor zover daarbij een omgevingsvergunning is verleend voor bouwen en voor handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, gegrond. Dit besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmerking.
Nu het college de gebreken heeft hersteld en een herstelbesluit heeft genomen, zijn de beroepen tegen bestreden besluit II ongegrond. Dit betekent dat de vergunningverlening bij bestreden besluit II in stand blijft.
Voorts is het beroep van [naam eiser3] , voor zover dat is gericht tegen het maken of veranderen van een uitweg - zoals in de tussenuitspraak al is overwogen - niet-ontvankelijk. [naam eiser3] kan voor wat betreft dit onderdeel van het besluit namelijk niet als belanghebbende worden aangemerkt.
10. Nu de beroepen tegen bestreden besluit I gegrond worden verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed. Ook zal de rechtbank het college veroordelen in de door eisers [naam eiser2] en [naam eiser4] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.237,50 totaal (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 495, en wegingsfactor 1).