Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
.5.1. Vooropgesteld wordt dat uit het arrest Van der Steen voortvloeit dat een persoon die een arbeidsovereenkomst is aangegaan met de besloten vennootschap waarvan hij meer dan de helft van de aandelen bezit, geen ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet voor de werkzaamheden die hij ter uitvoering van deze arbeidsovereenkomst in naam en voor rekening van die vennootschap verricht, omdat hij in zoverre zelfstandigheid ontbeert. Daarmee verloor, (…), het (…) arrest van de Hoge Raad van 26 april 2002 in zoverre betekenis (zie HR 14 december 2012, nr. 10/04489, ECLI:NL:HR:2012:BU7264, BNB 2013/75).
recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van belasting is ontstaan” in de zin van artikel 3, derde lid, onder c, van de Wet OB. Van een met een levering gelijkgestelde handeling is dan geen sprake. De anders luidende opvatting van de inspecteur wordt verworpen.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 27.295 en de rentebeschikking dienovereenkomstig;
- vernietigt de boetebeschikking;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: