Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor de jaren 2013 en 2014. De belanghebbende had geen aangifte gedaan, waardoor de bewijslast werd omgekeerd en verzwaard. De rechtbank oordeelde dat het belastbare inkomen uit werk en woning, vastgesteld op basis van standaardbedragen van het NIBUD, redelijk was geschat door de inspecteur. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat de navorderingsaanslagen te hoog waren en dat de inspecteur bij de schatting van het inkomen niet willekeurig had gehandeld. De rechtbank oordeelde ook dat het in beslag genomen bedrag van € 120.000, dat door de douane was verbeurd verklaard, deel uitmaakte van het vermogen van de belanghebbende, ondanks dat hij feitelijk niet over dit bedrag kon beschikken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van de belanghebbende af.