ECLI:NL:RBZWB:2021:1688

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5229
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (BRP) door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom. Eiseres was ambtshalve uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP) door het college, wat zij betwistte. Het primaire besluit van 16 oktober 2019 meldde dat eiseres uitgeschreven zou worden, en het bestreden besluit van 3 februari 2020 verklaarde haar bezwaar ongegrond. Eiseres stelde dat zij op het adres waar zij ingeschreven stond, bereikbaar was en dat het college geen gedegen onderzoek had gedaan. Tijdens de zitting op 26 januari 2021 werd het beroep van eiseres besproken, waarbij zij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M.S. Yap, en het college door mr. B. Wouters.

De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden tot de ambtshalve uitschrijving was overgegaan. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet woonachtig was op het brp-adres, onderbouwd door verschillende onderzoeksresultaten, waaronder een huisbezoek en verklaringen van derden. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor inschrijving in de BRP, zoals vastgelegd in artikel 2.22 van de Wet BRP. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de beslissing van het college werd bevestigd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5229 BRP

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [naam woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. M.S. Yap,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 16 oktober 2019 (primaire besluit) heeft het college aan eiseres meegedeeld dat zij ambtshalve wordt uitgeschreven uit de gemeente Bergen op Zoom.
In het besluit van 3 februari 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 26 januari 2021. Tijdens deze zitting zijn ook de beroepen van [naam derde persoon 1] en [naam derde persoon 2] besproken.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Wouters.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiseres stond ingeschreven op het adres [adres] . Naar aanleiding van een melding van de Dienst Uitvoering Onderwijs is er een onderzoek gestart.
Op 10 september 2019 heeft het college een brief naar het brp-adres gezonden. In die brief is meegedeeld dat het college het voornemen heeft de adresgegevens van eiseres ambtshalve te wijzigen naar onbekend. In de brief staat tevens dat het voornemen op 18 september 2019 zal worden gepubliceerd op de website van de gemeente Bergen op Zoom.
Eiseres heeft haar zienswijze bekend gemaakt op het voornemen.
.
Met het primaire besluit is aan eiseres meegedeeld dat zij ambtshalve wordt uitgeschreven uit de gemeente Bergen op Zoom. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is of het college op goede gronden is overgegaan tot ambtshalve uitschrijving uit het brp.
Standpunt van partijen
3.1
Eiseres voert aan dat niet is voldaan aan de voorwaarden om tot ambtshalve uitschrijving over te gaan. Eiseres was bereikbaar op het adres en het college heeft geen gedegen onderzoek gedaan. Eiseres was woonachtig op het brp-adres. Zij herkent zich niet in de stelling van het college dat zij zou hebben bevestigd niet op het adres te wonen waar zij staat ingeschreven. Eiseres heeft gesteld dat in strijd met de circulaire is gehandeld. Verder heeft eiseres nog opgemerkt voldoende uitleg te hebben gegeven over het waterverbruik, de aanwezigheid in de woning en de toestand van de woning. Vanaf 14 januari 2020 is zij weer ingeschreven in de brp op het adres [adres] .
3.2.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het reageren op een brief niet gelijkgesteld kan worden met het bereikbaar zijn zoals bedoeld in artikel 2.22 van de Brp. Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar het feitelijk adres van eiseres. De woning verkeerde in slechte staat, er was geen waterverbruik, er was geen cv-ketel en er waren geen persoonlijke spullen. Daarnaast is er een verklaring van klanten van het theehuis dat de woning onbewoond was. Er was hooguit sprake van een verbouwing, aldus het college.
Procesbelang
4.1
Eiseres is inmiddels weer ingeschreven op het brp-adres. De vraag is dan of zij nog een procesbelang heeft bij een oordeel over het bestreden besluit.
4.2
De bestuursrechter is slechts gehouden tot een inhoudelijke beoordeling van een (hoger) beroep indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet gehouden uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis. Het ontbreken van procesbelang staat in de weg aan de ontvankelijkheid van het beroep [1] .
4.3
Ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij belang heeft bij een oordeel over de bestreden besluiten omdat veel instanties achteraf beoordelen of terecht toeslagen en dergelijke zijn verstrekt. Eiseres wil voorkomen dat zij achteraf nog geconfronteerd worden met een periode dat zij niet ingeschreven heeft gestaan.
4.4
De rechtbank sluit niet uit dat de periode waarover eiseres niet ingeschreven heeft gestaan in de brp in de toekomst voor haar gevolgen kan hebben. De rechtbank zal daarom de zaak inhoudelijk beoordelen.
Beoordeling rechtbank
5.1
Op grond van artikel 2.22 van de Wet Brp dient het college iemand uit te schrijven uit de brp, als er aan drie voorwaarden is voldaan:
- de persoon kan niet worden bereikt op het brp-adres;
- er is geen aangifte van verhuizing ontvangen;
- na gedegen onderzoek zijn geen (andere) verblijf- en adresgegevens van die persoon bekend geworden.
Aan het vereiste dat iemand niet daadwerkelijk woont - en dus niet in persoon bereikbaar is - op zijn in de brp geregistreerde woonadres moet op grond van het tweede lid van artikel 2.22 zijn voldaan op de dag waarop het voornemen tot ambtshalve uitschrijving uit de brp wordt bekendgemaakt [2] . Van belang is daarom de woonsituatie van eiseres op 18 september 2019.
5.2
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen is het doel van de Wet brp dat de in de brp vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Met het oog daarop dienen in de brp gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkene te worden geregistreerd. Bij de toepassing van de Wet brp moet aan de hand van een geheel van waarneembare omstandigheden worden beoordeeld waar iemand woont, waarbij de plaats waar de betrokkene ’s nachts pleegt te slapen een grote betekenis kan hebben [3] . Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal, gelet op het systeem van de Wet Brp, onomstotelijk moeten vaststaan dat deze gegevens onjuist zijn [4] .
5.3
Het college heeft aan de stelling dat eiseres niet woont op het brp-adres een schriftelijke verklaring van 22 augustus 2019, een onderzoek op 5 september 2019, een gesprek met [naam derde persoon 2] (de broer van eiseres) op 19 november 2019 en een huisbezoek op 19 november 2019 ten grondslag gelegd. Het onderzoek op 5 september 2019 heeft bestaan uit het bekijken van de buitenkant van het pand en gesprekken met klanten van het theehuis dat gevestigd is onder de woning. Ook is het waterverbruik van de woning opgevraagd.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat uit de staat waarin de woning op de datum in geding verkeerde het ernstige vermoeden kan worden ontleend dat eiseres niet woonachtig was op het brp-adres. Met name het feit dat er geen warm water en verwarming aanwezig was in de woning maakt het niet erg waarschijnlijk dat eiseres daadwerkelijk daar woonde. Ook het feit dat er helemaal geen water is verbruikt, wijst erop dat eiseres niet woonde op het brp-adres.
De schriftelijke verklaring van 22 augustus 2019 betreft handgeschreven aantekeningen op de brief van 25 juli 2019. In die aantekeningen staat vermeld dat eiseres nauwelijks op het adres verblijft en dat ze meestal bij haar moeder of vriendinnen is. Deze aantekeningen zijn ondertekend. Ter zitting is namens eiseres erkend dat zij deze verklaring zelf heeft opgeschreven. Gelet op deze verklaring, in samenhang bezien met de overige onderzoeksresultaten is de rechtbank van oordeel dat onomstotelijk vaststaat dat eiseres niet woonachtig was op het brp-adres. Dat eiseres later op deze verklaring is teruggekomen maakt dan niet anders.
5.5
De stelling van eiseres dat zij bereikbaar was op het brp-adres omdat zij gereageerd heeft op de brieven, volgt de rechtbank niet. Zoals eerder al opgemerkt moet onder bereikbaar worden verstaan de daadwerkelijke verblijfplaats.
5.6
De rechtbank volgt eiseres niet dat niet in overeenstemming met de circulaire is gehandeld. Voor de conclusie dat eiseres niet op het adres woont, zijn diverse bronnen gebruikt, waaronder een huisbezoek en haar eigen verklaring. Zoals eerder is overwogen kan uit deze onderzoeken de conclusie worden getrokken dat onomstotelijk vast staat dat eiseres ten tijde in geding niet woonde op het brp-aders. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 18 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.