ECLI:NL:RBZWB:2021:2111

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
02/820755-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Beudeker
  • mr. De Boer
  • mr. Martens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht met minderjarige dochter, veroordeling voor bezit van kinderpornografie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontucht met zijn minderjarige dochter en het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ontucht, omdat de verklaringen van de dochter te weinig gedetailleerd en inconsistent waren. Er was onvoldoende ondersteunend bewijs om de verklaringen van de dochter te bevestigen, en de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte de handelingen niet had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen, die slechts 'de auditu' waren, niet voldoende steunbewijs boden.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het bezit van 62 kinderpornografische afbeeldingen op zijn telefoon. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur en een gevangenisstraf van 2 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. De benadeelde partijen, waaronder de dochter van de verdachte, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820755-16
vonnis van de meervoudige kamer van 29 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1965 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsvrouw mr. A.P.M.A. Laeyendecker, advocaat te Oss

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 april 2021, waarbij de officier van justitie, mr. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte gedurende een aantal jaren ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter [slachtoffer] (feit 1) en dat hij kinder- en dierenpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad (feiten 2 en 3).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij ten aanzien van feit 1 op de verklaringen die [slachtoffer] , de minderjarige dochter van verdachte, tijdens de studioverhoren in 2016 en 2020 heeft afgelegd. Als steunbewijs dat niet op dezelfde bron is terug te voeren, noemt de officier van justitie de verklaring van getuige [getuige] , de screenshot die op de telefoon van [slachtoffer] is aangetroffen en de verklaring van [naam 1] , de andere dochter van verdachte, die onafhankelijk van [slachtoffer] heeft verklaard over seksueel misbruik door verdachte.
Het bewijs voor de feiten 2 en 3 haalt de officier van justitie uit de processen-verbaal van bevindingen met betrekkingen tot de op de smartphone van verdachte aangetroffen 62 kinderpornografische en 26 dierenpornografische afbeeldingen en het feit dat verdachte de beschikkingsmacht had over die afbeeldingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van feit 1 kan komen, omdat vraagtekens te plaatsen zijn bij de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen. Zij wijst daarbij op het feit dat [slachtoffer] geen details weet te geven en ook niet weet wanneer en hoe vaak het gebeurd zou zijn. Bovendien zijn haar verklaringen niet consistent. De getuigen die iets over enig misbruik verklaren, hebben slechts een “de auditu”-verklaring afgelegd, die telkens te herleiden is tot dezelfde bron, namelijk [slachtoffer] . Daar komt bij dat de door de officier van justitie genoemde screenshot op geen enkele telefoon, noch op die van verdachte, noch op die van [slachtoffer] , is aangetroffen. Volgens de raadsvrouw is niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Voor wat betreft de feiten 2 en 3 stelt de raadsvrouw dat de bedoelde afbeeldingen weliswaar op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, maar dat niet uit het dossier blijkt waar die precies zijn aangetroffen. Verdachte zou deze foto’s verwijderd hebben en uit het dossier valt niet op te maken in welke map de foto’s aangetroffen zijn en of zij nog te raadplegen waren. Daardoor kan ook niet vastgesteld worden dat verdachte deze foto’s op 20 oktober 2016 in zijn bezit had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Bewijs in zedenzaken algemeen
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. Dit betekent dat – in een geval als het onderhavige, waarin wordt ontkend dat de handelingen zijn gepleegd en er geen getuigen van zijn – de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan van degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Indien een verklaring van een getuige bijvoorbeeld (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde. Voorts is van belang dat uit het dossier en uit het verhandelde ter zitting, de rechter onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter behoedzaamheid betrachten om op grond van hetgeen overigens blijkt, aan te nemen dat het feit is gepleegd (zie: HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452, HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BS7910, HR 10 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354, HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717 en HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117).
De feiten
[slachtoffer] , de dochter van verdachte die geboren is op [geboortedag 2] 2002, heeft tijdens een studioverhoor op 22 maart 2016 verklaard dat zij, toen zij 9 of 10 jaar oud was (
de rechtbank begrijpt dat dit in de periode van 24 juni 2011 tot en met 23 juni 2013 was)de piemel van verdachte, haar vader, moest aftrekken. Verdachte had haar uitgelegd hoe zij dat moest doen. Dat zou een paar keer gebeurd zijn. [slachtoffer] wist niet meer wanneer het voor het eerst gebeurd was. Verder had zij nooit iets met verdachte moeten doen en had verdachte ook nooit iets bij haar gedaan. Dat misbruik vond met name plaats op de slaapkamer van verdachte als haar moeder aan het douchen was of beneden was.
Tijdens een tweede studioverhoor, op 19 mei 2020, verklaarde [slachtoffer] dat zij niet wist hoe vaak het gebeurd was en wanneer de eerste keer was. Waar het misbruik uit bestond wist zij toen ook niet te zeggen. Pas nadat haar is voorgehouden dat zij aan haar vriendinnetje op een boot heeft verteld dat zij door verdachte gevingerd zou zijn, verklaart zij dat dat inderdaad gebeurd is. Daarna vertelt ze na doorvragen ook, dat het aftrekken van verdachte gebeurd is. Zij vertelt dan dat het vingeren op een vakantiepark in Drenthe plaatsvond. Dat vingeren was eenmalig.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer] , zoals die zijn afgelegd tijdens de studioverhoren, zeer weinig gedetailleerd zijn. Bovendien zijn die verklaringen niet consistent, nu zij in haar eerste verklaring niet rept over het feit dat zij door verdachte gevingerd zou zijn, terwijl zij dat in haar tweede verklaring, na geconfronteerd te zijn met de verklaring van haar vriendinnetje [naam 3] , wel vertelt en zij geen verklaring heeft voor het eerder niet noemen van zo een gebeurtenis.
Deze vaststellingen tasten in beginsel de betrouwbaarheid van haar verklaringen aan, waardoor behoedzaam met die verklaringen omgegaan dient te worden.
Verdachte heeft genoemde seksuele handelingen steeds, zowel bij de politie, de reclassering als ter zitting, ontkend.
In het dossier bevindt zich een aantal verklaringen van getuigen, die verklaren wat zij hebben gehoord van [slachtoffer] .
Zo heeft [naam 2] , de moeder van [slachtoffer] , verklaard dat zij van de moeder van [naam 3] , een vriendin van [slachtoffer] , had gehoord dat [slachtoffer] tegen [naam 3] had verteld dat zij in het verleden door verdachte geslagen was. [naam 2] heeft toen via WhatsApp aan [slachtoffer] gevraagd of dat waar was en [slachtoffer] heeft dat beaamd en toen ook geschreven “ja, ook seksueel”. [slachtoffer] heeft haar later alleen verteld dat zij in het verleden seksueel misbruikt was door verdachte, maar [slachtoffer] heeft verder niet verteld wat er dan gebeurd was, hoe vaak en wanneer dat gebeurd was.
Andere getuigen, zoals [naam 3] (een vriendinnetje van [slachtoffer] ), [naam 4] (de moeder van [naam 3] ) en [naam 5] (de gezinsmanager) hebben van [slachtoffer] of via een ander ( [naam 3] ) gehoord wat verdachte gedaan zou hebben. Tegen [naam 3] zou [slachtoffer] alleen verteld hebben dat verdachte [slachtoffer] had gevingerd. Tegen [naam 5] heeft [slachtoffer] verteld dat zij haar vader ongeveer 5 keer heeft afgetrokken en dat dit in 2015 gebeurd was.
De rechtbank acht genoemde de-auditu verklaringen ontoereikend om in dit geval het benodigde steunbewijs te bieden, nu al deze verklaringen uitsluitend [slachtoffer] als bron hebben.
Daarnaast kan geen steunbewijs geput worden uit de emotionele of fysieke toestand van [slachtoffer] ten tijde van haar openbaring over wat verdachte met haar gedaan zou hebben op seksueel vlak. Toen zij het aan haar eigen moeder, aan [naam 3] en haar moeder en aan [naam 5] vertelde waren er immers al een paar jaar verlopen sinds het misbruik plaats zou hebben gevonden. Verder wordt uit het dossier, met name uit stukken die gevoegd zijn bij het verzoek tot schadevergoeding, duidelijk dat [slachtoffer] sinds haar 7e jaar bij de kinderarts kwam in verband met vroegtijdige puberteit en dat zij kenmerken van een autismespectrum-stoornis vertoonde. Ook waren er problemen binnen het gezin, anders dan het vermeende misbruik, die mede tot een echtscheiding van haar ouders leidden. Weliswaar is [slachtoffer] in de periode van december 2015 tot en met juli 2018 behandeld in verband met een depressieve stoornis en chronische PTSS, waarbij onder andere een EMDR-therapie is toegepast, maar niet kan worden vastgesteld dat deze omstandigheden (mede) verband hielden met het vermeende misbruik, gelet op de andere zaken die speelden.
Voorts bevindt zich in het dossier een verklaring van [getuige] (een ex-relatie van verdachte). Zij heeft verteld dat verdachte aan haar had verteld, dat [slachtoffer] naakt op zijn bed lag en dat [slachtoffer] in zijn bijzijn zichzelf heeft gevingerd. Voorts zou [slachtoffer] verdachte hebben gepijpt en zou verdachte aan [getuige] een foto hebben gestuurd waarop [slachtoffer] zich aan het vingeren was. Ook zou verdachte [slachtoffer] een keer hebben uitgeruild voor de dochter van een andere man en zouden zowel hij als die andere man seks hebben gehad met elkaars dochter. Wel heeft [getuige] daarbij verklaard dat zij niet weet of het fantasieverhalen van de kant van verdachte waren of dat het feitelijk gebeurd is.
De rechtbank kan de verklaring van [getuige] door zijn expliciteit moeilijk plaatsen in het geheel van andere verklaringen in het dossier en zet daar haar vraagtekens bij. Verdachte ontkent ook dat hij een en ander aan [getuige] heeft verteld.
De officier van justitie heeft ook nog de verklaring van het jongere zusje [naam 1] over het seksueel misbruik dat verdachte van haar zou hebben gemaakt, als steunbewijs van het misbruik van [slachtoffer] gebruikt. De rechtbank gaat hier niet in mee. Nog los van de mate van betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 1] overweegt de rechtbank, dat wat [slachtoffer] en [naam 1] verklaren over de aard van de handelingen, de omstandigheden waaronder en de plaatsen waar die plaatsvonden, geen dan wel onvoldoende samenhang bieden om als steunbewijs te kunnen dienen, waarbij de rechtbank nog in aanmerking neemt dat [naam 1] en [slachtoffer] over en weer verklaren, dat zij niets weten over het misbruik bij de ander.
Ook de screenshot die in het dossier zit met onder andere de tekst “ik ben zat en geil” wat de tekst van het WhatsApp-bericht zou zijn dat verdachte naar de telefoon van [slachtoffer] zou hebben gestuurd, biedt onvoldoende steunbewijs, nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte dat bericht heeft verstuurd aan [slachtoffer] . Ook staat niet vast wanneer dat bericht verstuurd zou zijn, nog los van het feit dat mede door het ontbreken van de context waarin het bericht zou moeten worden geplaatst, de tekst op zichzelf te ver verwijderd is van wat verdachte onder feit 1 wordt verweten.
Het voorgaande leidt ertoe dat wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal dan ook van feit 1 worden vrijgesproken.
De rechtbank beseft dat deze uitkomst, vrijspraak bij gebrek aan bewijs, voor alle betrokkenen, in het bijzonder voor [slachtoffer] en haar moeder maar ook voor verdachte, lastig zal zijn. Er is immers onvoldoende ondersteunend bewijs om [slachtoffer] te volgen en tot een bewezenverklaring te komen, en er is ook onvoldoende in het dossier om vast te stellen dat verdachte het echt niet gedaan heeft. De wet en de jurisprudentie laten naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak echter geen andere uitkomst toe.
Feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen, is de rechtbank - anders dan de verdediging - van oordeel dat verdachte de onder feit 2 vermelde kinderpornografische afbeeldingen op 20 oktober 2016 in zijn bezit had.
De telefoon van verdachte is op 20 oktober 2016 in beslag genomen. Uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de op de telefoon van verdachte aangetroffen afbeeldingen leidt de rechtbank af dat die afbeeldingen op het geheugengebied van de simkaart stonden en direct benaderbaar waren. Die afbeeldingen zijn volgens bijlage 3 bij genoemd proces-verbaal bevindingen immers aangetroffen in een mappenstructuur eindigend op …../WhatsApp Images/Sent/IMG.
De op zitting naar voren gebrachte stelling van verdachte dat hij de afbeeldingen waarop kinderporno te zien is, heeft verwijderd van zijn telefoon, is niet nader onderbouwd en wordt bovendien weerlegd door voornoemd proces-verbaal.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat zijn telefoontoestel, nadat hij alles had gewist wat hem eerder aan foto’s was toegestuurd, in 2015 tot het einde van dat jaar bij [naam 2] heeft gelegen en dat iedereen met de toegangscode 0000 in dat toestel kon. Eind 2015 heeft hij die telefoon teruggevraagd en ook teruggekregen.
De impliciet door verdachte gedane suggestie dat mogelijk iemand anders deze afbeeldingen op zijn telefoon heeft gezet in de tijd dat deze telefoon bij [naam 2] lag, acht de rechtbank ongeloofwaardig, evenals de stelling van verdachte dat zijn telefoon al die tijd bij [naam 2] lag. Het had voor de hand gelegen dat verdachte al in een eerder stadium hierover had verklaard. Dat hij zich destijds op aanraden van zijn toenmalige advocaat heeft beroepen op zijn zwijgrecht, zoals verdachte op zitting heeft verklaard, maakt dit niet anders. Overigens stelt de rechtbank vast dat verdachte tijdens zijn eerste verhoor op 20 oktober 2016 zich niet op zijn zwijgrecht heeft beroepen toen hem vragen werden gesteld over zijn telefoon. Hij heeft toen verklaard dat hij de enige was die gebruik maakte van de LG telefoon en dat hij mee wilde werken aan onderzoek aan zijn telefoon. Als verdachte bedoelde te zeggen dat hij dergelijke afbeeldingen niet op zijn telefoon bewaart, nu de telefoon door ex-vrouw en kinderen gebruikt wordt, gaat de rechtbank daar ook niet in mee, nu de op de telefoon gevonden afbeeldingen dit tegenspreken.
Nu de rechtbank ervan uitgaat dat deze foto’s vrij te benaderen waren op zijn telefoon, leidt de rechtbank hier uit af dat verdachte (minst genomen voorwaardelijk) opzet had op het bezitten van deze afbeeldingen, in die zin dat hij wetenschap/bewustheid had van deze afbeeldingen op zijn telefoon, hij de beschikkingsmacht daarover had en de aanwezigheid daarvan gewild heeft. De rechtbank acht dit feit daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Onder feit 3 wordt verdachte verweten dat hij op 20 oktober 2016 een aantal afbeeldingen met dierenporno in zijn bezit had. Als verfeitelijking en voorbeeld van die dierenporno-afbeeldingen is in de tenlastelegging een bepaalde afbeelding met de bestandsnaam [bestandsnaam 1] vermeld.
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen beschrijving bevat van wat op die afbeelding te zien is. Deze afbeelding bevindt zich ook niet in het dossier. Waarschijnlijk is er een toonmap van deze afbeeldingen beschikbaar, maar die is niet ter terechtzitting door de officier van justitie aan de rechtbank overhandigd, zodat de rechtbank niet zelf heeft kunnen waarnemen wat op bedoelde afbeelding te zien is.
Het proces-verbaal met betrekking tot de kinder- en dierenporno vermeldt verder (op bladzijde 29 onderaan en bladzijde 30 bovenaan):
Naast kinderpornografie hebben wij ook een (grote) hoeveelheid dierenpornografisch materiaal aangetroffen. Het gaat daarbij om 26 foto’s weergegeven in het overzicht van de aantallen in bijlage II. Op deze afbeeldingen was telkens sprake van een ontuchtige handeling waarbij een mens en een dier betrokken waren. Zo zagen wij afbeeldingen van: een volwassen man die anaal werd gepenetreerd door de penis van een hengst en van een volwassen vrouw die vaginaal en oraal gepenetreerd werd door de penis van een hengst.
Genoemde tekst sluit niet uit dat er nog afbeeldingen waren met andere ontuchtige handelingen tussen mens en dier dan wat beschreven is.
Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen of de tenlastegelegde afbeelding, die als enige verfeitelijking wordt genoemd, weergeeft wat als beschrijving in de tenlastelegging wordt vermeld, namelijk:
- het door een dier (te weten: een paard) vaginaal en oraal penetreren van een volwassen vrouw
en/of
- het door een dier (te weten: een paard) anaal penetreren van een volwassen man.
Dit leidt tot de conclusie dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2 .
op 20 oktober 2016 in Nederland, afbeeldingen in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het vaginaal penetreren bij zichzelf door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met vinger/hand)
(bestandsnamen: [bestandsnaam 1]
)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met (een) vinger(s)/hand)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen bij zichzelf door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de (een) vinger(s)/hand)
(bestandsnaam: [bestandsnaam 2])
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met nadruk op geslachtsdelen/borsten en billen en/of het houden van een penis dicht bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt.
(bestandsnamen: [bestandsnaam 1]
)
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Daarnaast vordert de officier van justitie een contactverbod voor [slachtoffer] , [naam 1] en haar moeder alsmede een locatieverbod voor het adres [adres 2] te Sprang-Capelle. Toepassing van een straal waarbinnen verdachte zich niet mag bevinden ten opzichte van de woning acht de officier van justitie niet noodzakelijk.
Voor de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel ziet de officier van justitie geen ruimte nu verdachte sinds juni 2020 kennelijk geen contact meer heeft gezocht met zijn ex-vrouw en zijn dochters.
De officier van justitie vordert dat bij iedere overtreding vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 week, met een maximum van 2 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw pleit voor een (maximale) werkstraf in het geval van een veroordeling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van 62 afbeeldingen met kinderporno op zijn telefoon. Daarmee heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno en daarmee ook het misbruik en de exploitatie van de daarbij betrokken minderjarige kinderen, die als gevolg hiervan ernstige psychische, emotionele en lichamelijke schade kunnen oplopen.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de ernst van het feit en de straf die gewoonlijk voor soortgelijke feiten wordt opgelegd, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank houdt voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer twee en een half jaar en met het feit dat het strafbare feit nu ongeveer vier en een half jaar geleden is gepleegd.
Verdachte heeft een gering strafblad en is niet eerder veroordeeld voor zedendelicten. Over verdachte is op 6 november 2020 een reclasseringsrapport opgesteld. Dit rapport is hoofdzakelijk gebaseerd op het vermeende misbruik van [slachtoffer] . In het rapport komt naar voren dat verdachte geen depressieve aard heeft en dat een psychologische behandeling hem naar eigen zeggen niet helpt om zaken te verwerken. Er is dan ook geen hulpverlening of begeleiding tot stand gekomen. Verdachte heeft dit ter zitting beaamd. Hij vindt begeleiding of een behandeling niet nodig.
Voor het bezit van kinderporno wordt in beginsel volgens de LOVS-oriëntatiepunten 240 uur taakstraf en 6 maanden gevangenisstraf, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat het aantal afbeeldingen met kinderporno relatief beperkt is gebleven tot 62 en dat de leeftijd van de afgebeelde minderjarigen wordt geschat op 12 tot 16 jaar.
Gelet op de ouderdom van de feiten, acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke straf met een proeftijd niet meer opportuun.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen vervangende hechtenis, passend en zal zij deze ook aan verdachte opleggen.
Het taakstrafverbod van artikel 22b sr is van toepassing. De rechtbank acht een gevangenisstraf langer dan de twee dagen die verdachte in 2016 in voorarrest heeft gezeten, na al die jaren en gelet op alle genoemde omstandigheden, niet meer op zijn plaats, en zal dan ook een gevangenisstraf van twee dagen, gelijk aan het voorarrest, opleggen. Dit betekent dat verdachte niet meer terug naar de gevangenis hoeft.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle drie ten laste gelegde feiten. Nu de rechtbank slechts feit 2 bewezen acht en verdachte van het meest ernstige feit wordt vrijgesproken, legt zij een substantieel lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd.
Gelet op het feit dat verdachte wordt vrijgesproken voor feit 1, zijnde het feit waarop de vordering tot het contactverbod en het locatiegebod gebaseerd is, en de vordering voor het overige naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd is, zal de rechtbank niet de gevorderde maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van
in totaal € 32.060,00 voor feit 1, bestaande uit materiële schade voor een bedrag van
€ 15.060,00 en immateriële schade voor een bedrag van € 17.000,00.
De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van in totaal
€ 3.423,95 voor feit 1, bestaande uit materiële schade.
Verdachte wordt vrijgesproken van het feit waaruit de schade bij beide benadeelde partijen zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat zij hun vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde onder feit 2 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen
gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer] ) en [naam 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen [slachtoffer] en [naam 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Beudeker, voorzitter, mr. De Boer en mr. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
29 april 2021.
De voorzitter en oudste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 1 januari 2011 t/m 26 februari 2016 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand en/of Sprang-Capelle, in ieder geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2002,
bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, zich door [slachtoffer] een of meer keren heeft laten aftrekken en/of zijn verdachtes penis door die [slachtoffer] met haar hand(en) heeft laten vastpakken/vasthouden;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2 .
hij op of omstreeks 20 oktober 2016 te Sprang-Capelle, in de gemeente Waalwijk, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) afbeeldingen, althans (een) foto('s) in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het vaginaal penetreren bij zichzelf door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met vinger/hand)
(bestandsnamen: [bestandsnaam 1]
)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met (een) vinger(s)/hand)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen bij zichzelf door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (met de (een) vinger(s)/hand)
(bestandsnaam: [bestandsnaam 1] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met nadruk op geslachtsdelen/borsten en billen en/of het houden van een penis dicht bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
(bestandsnamen: [bestandsnaam 1]
)
(zie collectiescan/proces-verbaal pag 32-34)
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 .
hij op of omstreeks 20 oktober 2016, te Sprang-Capelle,in de gemeente Waalwijk, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) (een) (aantal/hoeveelheid) afbeelding(en) in bezit gehad, terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een mens en een dier is/zijn betrokken en/of schijnbaar is/zijn betrokken, welke voornoemde ontuchtige handeling(en) - zakelijk weergegeven - (telkens) bestond(en) uit (onder meer):
het door een dier (te weten: een paard) vaginaal en oraal penetreren van een volwassen vrouw
en/of
- het door een dier (te weten: een paard) anaal penetreren van een volwassen man;
(bestandsnaam: [bestandsnaam 1]
art 254a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bijlage II
De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRBC 16051, BVH-nummer 2016048073 van de politie Midden en West Brabant, Unit Zeden, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 196.
1.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 174 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Mijn telefoon is een zwarte LG, een kleiner model.
Ik wil meewerken aan onderzoek aan mijn telefoon. Er zit een viercijferige code op: 0000.
Ik alleen maak gebruik van deze telefoon.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant met registratienummer PL2000-2016048073, met bijlagen, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 001 tot en met 046.
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Op donderdag 20 oktober 2016 werd de mobiele telefoon van verdachte EIKMANS in beslag genomen. Het betrof een zwart smartphone van het merk LG en type E460.
Op woensdag 26 oktober 2016 werd een mobiele telefoon van het merk LG type E460 door
de digitale recherche onderzocht en werden de aangetroffen gegevens veilig gesteld en
inzichtelijk gemaakt voor onderzoek en ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam.
3.
Het proces-verbaal van digitaal onderzoek van de digitale recherche Hart van Brabant met documentcode [bestandsnaam 1] , als bijlage (op blz 022) deel uitmakend van het onder 2 genoemde proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Op 26 oktober 2016 werd bij de Digitale Recherche Hart van Brabant onderstaand goed voor onderzoek aangeboden:
- een smartphone, merk LG, type E460.
Ik zag dat zich in genoemd goed onderstaande simkaart bevond:
Verzocht werd de zich op genoemd goed bevindende gegevens veilig te stellen en inzichtelijk te maken voor onderzoek.
Door mij zijn met daarvoor bestemde apparatuur en programmatuur de zich op genoemde goederen bevindende gegevens overgenomen op een daarvoor bestemd opslagmedium. De gegevens zijn hierbij opgeslagen onder respectievelijk de volgende namen:
[bestandsnaam 1] .
Bij nader onderzoek bleek de betreffende simkaart over een beveiliging in de vorm van een
geactiveerde PIN-code (Personal Identity Number) te beschikken. Van het onderzoeksteam ontving ik de code '0000'. Na invoering van deze code werd de simkaart ontgrendeld en kon ongehinderd toegang worden verkregen tot het geheugengebied van de simkaart.
4.
Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, dienst Regionale Recherche, met proces-verbaalnummer 1612201610156076, als bijlage (op blz 027) deel uitmakend van het onder 2 genoemde proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven, in:
Door een opsporingsambtenaar van het Team Digitale Opsporing werd het beeldmateriaal uit de data gefilterd. Het beeldmateriaal was afkomstig van onderstaande digitale goederen:
DRS-code: 16-4237-001-01, Soort goed: Bijzonderheid: Smartphone.
Op dinsdag 29 november 2016 hebben wij nader onderzoek gedaan naar het aangeboden materiaal. Wij hebben de hierop voorkomende afbeeldingen beoordeeld op de mogelijke aanwezigheid van strafbaar (kinderpornografisch) materiaal.
Alle in het onderzoek betrokken goederen hebben wij visueel gecontroleerd op de kennelijke aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal. Vervolgens hebben wij vastgesteld dat hierop in totaal 62 foto's voorkwamen die volgens de bovengenoemde criteria kinderpornografisch zijn. Het betreft hier 62 foto’s waarvan ongeveer 50 foto’s met WhatsApp zijn verzonden dan wel ontvangen. Deze afbeeldingen zijn alle bekeken en de inhoud daarvan is verwerkt in de bijgevoegde collectiescan, die als bijlage I bij dit proces-verbaal is gevoegd.
De als bijlage I gevoegde collectiescan bevat een weergave van strafbare elementen, aangetroffen in het beeldmateriaal, dat via WhatsApp is verzonden dan wel ontvangen.
In deze collectiescan is door het plaatsen van een X aangegeven welke vormen van seksuele handelingen zichtbaar waren op de foto’s en films/video’s. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in een film sprake kan zijn van meerdere vormen van seksuele handelingen, terwijl doorgaans op een foto één handeling te zien is
De collectiescan geeft dan ook weer welke verschillende vormen van seksuele handelingen door mij op de kinderpornografische afbeeldingen zijn waargenomen.
5.
Een geschrift, zijnde een collectiescan die als bijlage I is gevoegd bij het hiervoor onder 4 genoemde proces-verbaal.
Deze collectiescan houdt het volgende in:
In onderstand overzicht zijn de in de 50 kinderpornografische foto’s zichtbare elementen aangegeven:
Penetratie (ongeveer 30 %):
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand) van het lichaam van een minderjarige en/of het vaginaal penetreren bij zichzelf door een minderjarige (met vinger/hand)
(bestandsnamen: [bestandsnaam 1] )
en
ontuchtige handelingen (ongeveer 30 %):
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een minderjarige (met (een) vinger(s)/hand) en/of het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen bij zichzelf door een minderjarige (met de (een) vinger(s)/hand)
(bestandsnaam: [bestandsnaam 1] )
en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren door een minderjarige met nadruk op geslachtsdelen/borsten en billen (ongeveer 10 %) en/of het houden van een penis dicht bij het lichaam van een minderjarige (ongeveer 30 %).
(bestandsnamen: [bestandsnaam 1]
)
De leeftijd van de minderjarigen is 12 tot 16 jaar (100 %).