Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
€ 100.000,00 onverschuldigd is betaald. In het geval vast komt te staan dat van een schenking sprake is, stelt [naam eis] dat de schenking vernietigbaar is op grond van misbruik van omstandigheden. Meer subsidiair heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld en uiterst subsidiair is de schenking vernietigbaar wegens geestelijke stoornis, aldus [naam eis] .
op verzoek van mevrouw [naam bewindvoerder] , wonende te Wassenaar, hierbij in rechte vertegenwoordigd door de heer [naam eis] Q.Q., in hoedanigheid van bewindvoerder (…)”. [gedaagde] betwist dat de onderhavige procedure op verzoek van [naam bewindvoerder] aanhangig is gemaakt, stelt dat [naam eis] aldus zijn mandaat overschrijdt en daardoor niet-ontvankelijk is.
ik vraag om€ 100,000,00 euro hè?” waarop [naam bewindvoerder] bevestigend reageert. Terwijl [naam bewindvoerder] naast hem zit zegt [gedaagde] vervolgens tegen bankmedewerker de heer [naam bankmedewerker] “
Ik, uh, zit hier met [naam bewindvoerder] (…) en die wil € 100.000,00 overmaken op mijn rekening”. Als de bankmedewerker kort daarna [naam bewindvoerder] aan de lijn krijgt bevestigt zij dit met de woorden “
Hallo? Tis goed hoor”. Vast staat ook dat de bankmedewerker tijdens het telefoongesprek een aantal keer heeft geverifieerd of het overmaken van het bedrag aan [gedaagde] overeenkomt met de wens van [naam bewindvoerder] . [naam bewindvoerder] bevestigt tot driemaal toe aan de bankmedewerker dat het de bedoeling is dat het van haar rekening naar de rekening van [gedaagde] moet. Ook geeft zij aan dat de bankmedewerker daar een briefje met haar handtekening voor kan krijgen. Daarmee is niet alleen gegeven dat [naam bewindvoerder] zich van de bevoordeling bewust was, maar ook dat de wil van [naam bewindvoerder] daadwerkelijk op bevoordeling van [gedaagde] gericht was. Uit het feit dat [gedaagde] tijdens het telefoongesprek tweemaal het bedrag van € 100.000,00 heeft genoemd blijkt voorts dat [naam bewindvoerder] wetenschap had van de omvang van de schenking en dat het schenkingsaanbod op dat moment voldoende bepaalbaar was (ex artikel 6:227 BW). Dat het woord schenking niet letterlijk is genoemd, doet aan het vorenstaande niet af.
Dementie NAO” gesteld, maar kennelijk heeft het functioneren van [naam bewindvoerder] nadien geen aanleiding gegeven om na dat daaraan ten grondslag liggende onderzoek van 26 januari 2017 de beschreven cognitieve achteruitgang verder te onderzoeken. Dit betekent dat uit het onderzoek geen (progressief) beeld van dementie kan worden vastgesteld noch dat [naam bewindvoerder] in mei 2018 als wilsonbekwaam kan worden aangemerkt. Uit de e-mailberichten uit 2016 waarin een fysiotherapeut haar bezorgdheid over de geestelijke toestand van [naam bewindvoerder] uitspreekt, kan dat evenmin worden afgeleid.
4.De beslissing
€ 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eis] q.q. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten, te rekenen vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,