ECLI:NL:RBZWB:2021:3647
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingrechtelijke geschil over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014
In deze zaak gaat het om een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014. De inspecteur had op 30 november 2017 een aanslag opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar maakte. De aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van € 44.000, maar de belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft op 10 juni 2021 de zitting gehouden, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, maar de inspecteur wel vertegenwoordigd was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2014 niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Dit werd onderbouwd door het feit dat de belanghebbende niet de bijtelling van twee auto’s had opgegeven, terwijl hij deze auto’s ter beschikking had. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur op basis van de beschikbare gegevens een redelijke schatting had gemaakt van het belastbare inkomen, dat uiteindelijk op € 44.000 werd vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat deze schatting onjuist was.
Daarnaast werd de verzuimboete van € 344 gehandhaafd, maar de rechtbank matigde deze boete met 15% vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de vermindering van de boete tot € 292.