ECLI:NL:RBZWB:2021:3859

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5228
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (BRP) door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom

In deze zaak gaat het om de ambtshalve uitschrijving van eisers uit de Basisregistratie Personen (BRP) door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak, waarin eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.S. Yap, in beroep zijn gegaan tegen de besluiten van het college. De primaire besluiten, genomen op 4 december 2019, hielden in dat eisers ambtshalve uitgeschreven zouden worden uit de gemeente Bergen op Zoom. Dit besluit volgde op een melding van de Dienst Uitvoering Onderwijs, die aanleiding gaf tot een onderzoek naar de woonsituatie van eisers.

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de bestreden besluiten van 3 februari 2020, waarin hun bezwaren ongegrond zijn verklaard. Tijdens de zitting op 26 januari 2021 is het beroep van eisers besproken, waarbij het college zich liet vertegenwoordigen door mr. B. Wouters. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op het brp-adres stonden ingeschreven, maar dat het college hen had uitgeschreven op basis van een onderzoek dat niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank oordeelde dat het college niet had aangetoond dat eisers niet op het brp-adres woonden, en dat de besluiten van het college derhalve niet in stand konden blijven.

De rechtbank heeft de beroepen van eisers gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en bepaald dat eisers ingeschreven blijven op het brp-adres. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.593,--. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
Zaaknummers: BRE 20/5228 BRP
BRE 20/5230 BRP

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2021 in de zaak tussen

[naam eiser 1] , te [naam woonplaats] , eiser 1

[naam eiser 2] ,te [naam woonplaats] , eiser 2
gemachtigde: mr. M.S. Yap,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,verweerder.

Procesverloop

In de besluiten van 4 december 2019 (primair besluiten) heeft het college aan eisers meegedeeld dat zij ambtshalve worden uitgeschreven uit de gemeente Bergen op Zoom.
In de besluiten van 3 februari 2020 (bestreden besluiten) heeft het college de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De beroepen van eisers zijn besproken op de zitting van de rechtbank op 26 januari 2021. Tijdens deze zitting is ook het beroep van [naam derde persoon] besproken.
Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Wouters.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eisers stonden ingeschreven op het adres [adres] (brp-adres). Naar aanleiding van een melding van de Dienst Uitvoering Onderwijs heeft het college een onderzoek gestart naar de woonsituatie van eisers.
Op 11 september 2019 heeft het college brieven naar het brp-adres gezonden. Deze brieven waren gericht aan eiser
s.Op deze brieven hebben eisers niet gereageerd. Ook op 15 oktober 2019 heeft het college brieven naar het brp-adres gezonden. In die brieven is meegedeeld dat het college het voornemen heeft de adresgegevens van eisers ambtshalve te wijzigen naar ‘onbekend’. In de brief staat tevens dat het voornemen op 23 oktober 2019 zal worden gepubliceerd op de website van de gemeente Bergen op Zoom.
Eisers hebben op 31 oktober 2019 hun zienswijze bekend gemaakt op het voornemen.
Met de primaire besluiten is aan eisers meegedeeld dat zij met ingang van 23 oktober 2019 ambtshalve worden uitgeschreven uit de gemeente Bergen op Zoom. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.
Met de bestreden besluiten zijn de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is of het college op goede gronden is overgegaan tot ambtshalve uitschrijving uit het brp.
Standpunten van partijen
3.1
Eiser voeren aan dat niet is voldaan aan de voorwaarden om tot ambtshalve uitschrijving over te gaan. Eisers waren bereikbaar op het adres en het college heeft geen gedegen onderzoek gedaan. Eisers waren woonachtig op het brp-adres. Eisers hebben gesteld dat in strijd met de circulaire is gehandeld. Verder hebben eisers nog opgemerkt dat zij voldoende uitleg hebben gegeven over het waterverbruik, de aanwezigheid in de woning en de toestand van de woning. Vanaf 14 januari 2020 zijn zij weer ingeschreven in de brp op het adres [adres] .
3.2
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het reageren op een brief niet gelijkgesteld kan worden met het bereikbaar zijn zoals bedoeld in artikel 2.22 van de Brp. Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar het feitelijk adres van eisers. De woning verkeerde in slechte staat, er was geen waterverbruik en er was geen cv-ketel. Er is een verklaring van het theehuis dat de woning onbewoond was en er zijn geen persoonlijke spullen aangetroffen. Volgens het college was er hooguit sprake van een verbouwing.
Procesbelang
4.1
Eisers zijn inmiddels weer ingeschreven op het brp-adres. De vraag is of zij procesbelang hebben bij een oordeel over het bestreden besluit.
4.2
De bestuursrechter is slechts gehouden tot een inhoudelijke beoordeling van een (hoger) beroep indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet gehouden uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis. Het ontbreken van procesbelang staat in de weg aan de ontvankelijkheid van het beroep [1] .
4.3
Ter zitting hebben eisers gesteld dat zij belang hebben bij een oordeel over de bestreden besluiten omdat veel instanties achteraf beoordelen of terecht toeslagen en dergelijke zijn verstrekt. Eisers willen voorkomen dat zij achteraf nog geconfronteerd worden met een periode dat zij niet ingeschreven hebben gestaan. De rechtbank sluit niet uit dat de periode waarover eisers niet ingeschreven hebben gestaan in de brp in de toekomst gevolgen kan hebben voor eisers. De rechtbank zal daarom de zaak inhoudelijk beoordelen.
Beoordeling rechtbank
5.1
Op grond van artikel 2.22 van de Wet Brp dient het college iemand uit te schrijven uit de brp, als er aan drie voorwaarden is voldaan:
- de persoon kan niet worden bereikt op het brp-adres;
- er is geen aangifte van verhuizing ontvangen;
- na gedegen onderzoek zijn geen (andere) verblijf- en adresgegevens van die persoon bekend geworden.
Aan het vereiste dat iemand niet daadwerkelijk woont - en dus niet in persoon bereikbaar is - op zijn in de brp geregistreerde woonadres moet op grond van het tweede lid van artikel 2.22 zijn voldaan op de dag waarop het voornemen tot ambtshalve uitschrijving uit de brp wordt bekendgemaakt [2] . Van belang is daarom de woonsituatie van eisers op 23 oktober 2019.
5.2
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen is het doel van de Wet brp dat de in de brp vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Met het oog daarop dienen in de brp gegevens over de feitelijke verblijfplaats van de betrokkene te worden geregistreerd. Bij de toepassing van de Wet brp moet aan de hand van een geheel van waarneembare omstandigheden worden beoordeeld waar iemand woont, waarbij de plaats waar de betrokkene ’s nachts pleegt te slapen een grote betekenis kan hebben [3] .
Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal, gelet op het systeem van de Wet Brp, onomstotelijk moeten vaststaan dat deze gegevens onjuist zijn [4] .
5.3
Het college heeft aan de stelling dat eisers niet wonen op het brp-adres een onderzoek op 5 september 2019, een gesprek met eiser 1 op 19 november 2019 en een huisbezoek op 19 november 2019 ten grondslag gelegd. Het onderzoek op 5 september 2019 heeft bestaan uit het bekijken van de buitenkant van het pand en gesprekken met klanten van het theehuis dat gevestigd is onder de woning. Ook is het waterverbruik van de woning opgevraagd.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat uit alle verzamelde gegevens het ernstige vermoeden kan worden ontleend dat eisers niet woonachtig zijn op het brp-adres. Het gegeven dat er helemaal geen water is verbruikt, er geen warm water aanwezig was in de woning en er geen verwarming in de woning was, maakt het niet erg waarschijnlijk dat eisers daadwerkelijk woonden op het brp-adres. Voor het wijzigen van de brp-gegevens is een ernstig vermoeden echter onvoldoende.
Een huisbezoek kan uitsluitsel geven over de vraag of iemand daadwerkelijk woonachtig is op het brp-adres. Toezichthouder Weijers heeft op 19 november 2019 de woning bezocht. Hij heeft gerapporteerd dat er geen verwarming in de woning was, de tv op de grond stond en niet aangesloten was en dat er geen persoonlijke spullen zijn aangetroffen. Uit het rapport blijkt verder dat er twee bedden aanwezig waren. Bij het rapport zijn 3 foto’s gevoegd van de woning. De toezichthouder concludeert dat het niet aannemelijk is dat de woning door 3 personen wordt bewoond.
De rechtbank stelt vast dat het rapport van het huisbezoek heel summier is. Er is geen weergave van de aangetroffen situatie per ruimte en er is ook niet opgenomen wat wel is aangetroffen in de woning. Op de foto’s die de toezichthouder heeft bijgevoegd is te zien dat er emmers en andere spullen aanwezig zijn en dat er spullen op de koelkast liggen. Het had in de rede gelegen dat daarvan melding was gemaakt in het rapport. Nu dat niet is gedaan is niet uitgesloten dat er meer dingen vergeten zijn op te schrijven. In ieder geval blijkt uit het rapport niet of er ook gekeken is in de (keuken)kasten en, zo ja, wat daar is aangetroffen. Verder blijkt uit een van de foto’s dat er een opgemaakt bed in de woning stond. Volgens het rapport waren er twee bedden aanwezig, maar foto’s van het tweede bed zijn niet aanwezig. Dit maakt dat het rapport geen volledige weergave geeft van wat aangetroffen is. Niet uitgesloten is dat de toezichthouder selectief is geweest met het opnemen van zijn bevindingen. Omdat de weergave van het huisbezoek heel summier is, is de rechtbank van oordeel dat hiermee onvoldoende is aangetoond dat eisers niet woonachtig zijn op het brp-adres.
Het college zal moeten aantonen dat onomstotelijk vaststaat dat eisers niet woonachtig zijn op het brp-adres. Zoals hiervoor is overwogen is het college daarin niet geslaagd. Het bestreden besluit lijdt daarmee aan een onderzoeksgebrek en het college had dan ook niet mogen overgaan tot het ambtshalve uitschrijven van eisers. De bestreden besluiten kunnen daarom niet in stand blijven. De beroepen zullen gegrond worden verklaard.
Uit een later ingestelde onderzoek blijkt dat eisers vanaf 14 januari 2020 wel woonachtig zijn op het brp-adres. Er kan nu geen onderzoek meer worden gedaan naar de situatie zoals die in de periode 23 oktober 2019 tot 14 januari 2020 was. Het geconstateerde onderzoeksgebrek kan dus niet hersteld worden. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien en de primaire besluiten vernietigen. Dit betekent dat eisers ook over de periode 23 oktober 2019 tot 14 januari 2020 ingeschreven blijven staan op het brp-adres.
Griffierecht en proceskosten
6.1
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
6.2
De rechtbank veroordeelt het college in de door eisers gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.593,-- (1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting met een waarde per punt van € 525,-- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 534,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • herroept de primaire besluiten en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,-- per persoon aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.593,--
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 18 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Artikel 2.22 van de Wet BRP luidt:
“1. Indien een ingezetene niet kan worden bereikt, van hem geen aangifte van wijziging van zijn adres of van vertrek is ontvangen als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, of 2.21, eerste lid, en na gedegen onderzoek geen gegevens over hem kunnen worden achterhaald betreffende het verblijf in Nederland, het vertrek uit Nederland noch het volgende verblijf buiten Nederland, draagt het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente ambtshalve zorg voor de opneming van het gegeven van het vertrek van de ingezetene uit Nederland.
2. Als datum van vertrek uit Nederland en van opheffing van het adres wordt de dag opgenomen waarop het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek is bekendgemaakt.”