In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiseres, die een gedeeltelijke uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheid ontvangt, heeft in 2019 een erfenis van haar stiefvader ontvangen. Orionis heeft op basis van deze erfenis een bedrag van € 2.536,- netto teruggevorderd aan verstrekte bijstand, omdat eiseres over vermogen beschikt dat hoger is dan de toegestane vermogensgrens in de Participatiewet. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de peildatum voor de aanspraak op de erfenis niet de sterfdatum van haar stiefvader is, maar de datum waarop de tweetrapsmaking in werking is getreden, namelijk 1 augustus 2019.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en Orionis zorgvuldig afgewogen. Orionis stelt dat de aanspraak op de erfenis ontstaat op het moment van overlijden van de erflater, terwijl eiseres betoogt dat de peildatum moet worden gesteld op het moment dat de tweetrapsmaking in werking treedt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanspraak op de erfenis inderdaad ontstaat bij het overlijden van de stiefvader, en dat de terugvordering van de bijstand op goede gronden heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de uitspraak van Orionis bevestigd en het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.