ECLI:NL:RBZWB:2022:1580

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
AWB 18/7490 tot en met 18/7494
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschillen over navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting en opgelegde boetes

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2011 tot en met 2014. De belanghebbende, een belastingadvieskantoor, had aangiften ingediend met een belastbaar bedrag van nihil, wat door de inspecteur als onjuist werd bestempeld. De inspecteur legde navorderingsaanslagen op, waarbij hij vergrijpboetes van 50% voor de jaren 2011 en 2014 aankondigde, op basis van opzet of voorwaardelijke opzet. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht correcties had aangebracht op de aangiften, met name met betrekking tot representatiekosten, kantinekosten, reiskosten en administratie- en advieskosten. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat deze kosten zakelijk waren en dat de opgelegde boetes gerechtvaardigd waren. Echter, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, werden de boetes met 20% verminderd. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en verminderde de navorderingsaanslagen en boetes overeenkomstig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 18/7490 tot en met 18/7494
uitspraak van 6 april 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], te [plaats 1],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

2011
1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 21.269 (de navorderingsaanslag 2011). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 1.204 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 2.127.
2012
1.2.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 31.739. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 1.419 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.2.2.
De inspecteur heeft de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2012 verminderd naar een belastbaar bedrag van € 29.002 (de aanslag 2012). De in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot € 1.297.
2013
1.3.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 3.080 negatief (de aanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 2.460.
1.3.2.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 13.352 (de navorderingsaanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 664 aan belastingrente in rekening gebracht en is een verzuimboete opgelegd van € 2.460.
2014
1.4.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 20.451 (de aanslag 2014). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 310 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 2.045.
Alle jaren
1.5.1.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2013 gedeeltelijk toegewezen, de navorderingsaanslag 2013 verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van € 3.080 negatief en de beschikking belastingrente vernietigd. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is het verlies vastgesteld op € 3.080 negatief.
1.5.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur belanghebbendes overige bezwaren afgewezen.
1.6.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende éénmaal griffierecht geheven van € 338. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.8.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2022 te Breda, waarop tezamen, maar niet gevoegd, zijn behandeld de beroepen met zaaknummers 18/7495 en 18/7496 ten name van [naam], 18/7821 tot en met 18/7828 ten name van [naam], 18/7829 tot en met 18/7836 en 19/2314 ten name van [naam] en 19/2315 tot en met 19/2317 ten name van [naam]. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [naam], vergezeld van de gemachtigde [gemachtigde] en namens de inspecteur [verweerder], [verweerder] en [verweerder]. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.1.
De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het geven van financiële, fiscale en bedrijfseconomische adviezen.
2.1.2.
Alle aandelen van belanghebbende worden gehouden door [naam] is enig aandeelhouder van [naam]
2011
2.2.1.
Belanghebbende heeft op 30 november 2012 voor het jaar 2011 een aangifte vennootschapsbelasting ingediend naar een belastbaar bedrag van nihil.
2.2.2.
De inspecteur heeft met dagtekening 19 januari 2013 de aanslag 2011 overeenkomstig de aangifte vastgesteld.
2.2.3.
Belanghebbende heeft op 8 oktober 2013 voor het jaar 2011 een tweede aangifte vennootschapsbelasting ingediend naar een belastbaar bedrag van € 8.221.
2012
2.3.1.
Belanghebbende heeft op 4 april 2014 voor het jaar 2012 een aangifte vennootschapsbelasting ingediend naar een belastbaar bedrag van nihil.
2.3.2.
Belanghebbende heeft op 15 november 2014 voor het jaar 2012 een tweede aangifte vennootschapsbelasting ingediend naar een belastbaar bedrag van € 16.873.
2013
2.4.
Belanghebbende heeft op 21 maart 2016 voor het jaar 2013 een aangifte vennootschapsbelasting ingediend naar een belastbaar bedrag van € 10.025 negatief.
2014
2.5.1.
Belanghebbende heeft op 20 januari 2016 voor het jaar 2014 een aangifte vennootschapsbelasting ingediend naar een belastbaar bedrag van nihil.
2.5.2.
Belanghebbende heeft op 21 maart 2016 voor het jaar 2014 een tweede aangifte vennootschapsbelasting ingediend naar een belastbaar bedrag van € 11.493.
Alle jaren
2.6.
Op 30 mei 2016 heeft de inspecteur aangekondigd een boekenonderzoek in te stellen naar de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting voor de jaren 2011 tot en met 2014, van de omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 en van de loonheffingen voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2015.
2.7.1.
Van het boekenonderzoek zijn op 7 juni 2017 controlerapporten opgemaakt. In het rapport met de bevindingen ten aanzien van de vennootschapsbelasting zijn, voor zover van belang, de volgende passages opgenomen:
"
2.4 Administratie
De dagelijkse administratie wordt bijgehouden door de heer [naam] en bestaat uit klappers met bankafschriften en de hierbij behorende onderliggende stukken. Verder zijn er diverse facturen, kassa- en pinbonnen die per kas betaald zijn met een hierbij behorende Excel-overzicht.
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt aangegeven hier sprake is van onjuist knip- en plakwerk en dat de administratie wordt bijgehouden door [naam] (hierna: de VOF).
Aangezien niet (altijd) na te gaan is in welke hoedanigheid de heer [naam] werkzaam is – voor [belanghebbende] of voor [de VOF] – hebben wij hem als zodanig benoemd.
2.5
Belastingadviseur
Aangezien men zelf als (belasting)adviseur werkzaam is, wordt geen gebruik gemaakt van een (externe) adviseur.
2.6
Kasadministratie/ geldbeweging
In het inleidend gesprek heeft de heer [naam] aangegeven dat (nagenoeg) alle omzet per bank ontvangen wordt.
De per kas betaalde kosten worden in één totaalbedrag, ook middels voorafgaande journaalpost (hierna: VIP) opgevoerd zonder (nadere) specificatie op kostensoort.
De onderliggende stukken (voornamelijk kassa- en pinbonnen) zijn zonder splitsing op kostensoort in de klappers opgeborgen waardoor de totaalbedragen (nagenoeg) niet controleerbaar zijn.
Inzake de grootboekrekening kas over de jaren 2011 en 2012 zijn alleen correctieboekingen tot eind 2008 te zien waarbij het saldo (klaarblijkelijk) € 0 is.
Jaar 2014 en 2013
In het jaar 2014 is in de kasadministratie 1 boeking opgevoerd: € 3.235 inzake "schade inbraak", geboekt 31 december 2014. Naar aanleiding van de vragenbrief van 26 juli 2014 wordt aangegeven:
"Er heeft een inbraak plaats gevonden op 1 oktober 2014 waarbij ook bedrijfsactiva ontvreemd is, waaronder 2 laptops en kasgeld toebehorend aan [belanghebbende], afkomstig van een tweetal contante betalingen van cliënten totaal de betreffende € 3.235. De laptops waren verzekerd het kasgeld niet".
In het jaar 2013 zijn in de kasadministratie 2 boekingen opgevoerd: € 1.142 op 31 mei 2013 inzake [persoon 1] en € 2.093 op 28 oktober 2013 inzake (…) Holding tot een totaal van € 3.235, wat overeenkomt met het gestolen kasgeld. In deze is op te merken:
- Op grootboekrekening omzet <8000> staat niet dat bedragen per kas ontvangen zijn en verder zijn de per kas ontvangen bedragen niet kort te sluiten met enige omzet op de betreffende data.
- Aangezien ook uitgaven per kas gebeuren en geen kasadministratie is bijgehouden, is niet na te gaan of (eventueel) in 2013 ontvangen geld nog in de kas over het jaar 2014 aanwezig is.
Jaren 2012 en 2011
In beide jaren zijn geen boekingen opgevoerd en staat ook geen kas op de balans.
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt aangegeven dat sprake is van onjuist knip- en plakwerk omdat er geen per kas betaalde kosten zijn waardoor ook geen sprake kan zijn van het opbergen van kassa- en pinbonnen in de klappers. Verder wordt aangegeven dat nagenoeg alle omzet per bank ontvangen wordt en dat voor de incidenteel ontvangen omzet een kwitantie wordt uitgeschreven.
In de klappers zijn kassa- en pinbonnen opgeborgen waarvan niet na te gaan is waarop deze betrekking hebben. Verder worden kostenposten opgevoerd waarop deze kassa- en pinbonnen betrekking zouden kunnen hebben. Derhalve is het niet onaannemelijk te noemen dat wij deze kassa- en pinbonnen linken aan de opgevoerde kostenposten. Onze constateringen vloeien voort uit de aard en inrichting van de administratie.
2.7
Gebreken in de administratie
Gezien hetgeen opgemerkt onder punt 2.6 is hier geen sprake van een kasadministratie.
Verder hebben wij (in alle jaren) onderstaande gebreken geconstateerd:
- Zowel bij de opbrengsten als ook bij de kosten wordt een aanzienlijk aantal boekingen middels voorafgaande journaalpost (VJP) geboekt waardoor, mede gezien het over en weer boeken (en opbergen) tussen [belanghebbende] en de VOF de controle aanzienlijk bemoeilijkt is.
- Met betrekking tot het overbrengen van omzet van [belanghebbende] naar de VOF is niet vastgelegd hoe deze vastgesteld c.q. berekend is.
- Er worden overige verkoopkosten opgevoerd zonder enige specificatie in de jaarstukken wat de controle aanzienlijk bemoeilijkt heeft.
- Er worden stelposten opgevoerd die, zoals algemeen bekend en zeker bij een belastingplichtige die zelf als (belasting)adviseur werkzaam is, fiscaal niet geaccepteerd worden.
- Er worden in eerste instantie, in verband het vervallen van termijnen, aangiften vennootschapsbelasting ingediend met een resultaat van nihil. Hierna worden alsnog ingevulde aangiften ingediend die (normaliter) middels bezwaar/navordering moeten worden afgehandeld.
Wij hebben bovenstaande gebreken met de heer [naam] besproken en hem aangegeven dat deze fiscaal onacceptabel zijn, te meer omdat hij zelf als (belasting)adviseur werkzaam is.
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt inzake de "
zogenaamde geconstateerde gebreken" verwezen naar de gegeven reactie betreffende de VOF.
In deze verwijzen wij dan ook naar de reactie in het rapport van de VOF.
2.7.1
Verloop van het boekenonderzoek/overige opmerkingen
Wij hebben een groot deel van de gebreken tijdens (en niet na) het boekenonderzoek met de heer [naam] besproken. Het gegeven dat het boekenonderzoek "
welgeteld" anderhalve dag geduurd heeft, is gelegen in het feit dat wij diverse gegevens en onderliggende stukken niet in de administratie konden vinden en met de heer [naam] hadden afgesproken dat wij deze schriftelijk zouden opvragen.
Hiervoor hebben wij op 26 juli 2016 een 1e inlichtingenbrief (reactietermijn tot 19 augustus 2016) verzonden waarvoor op 23 augustus 2016 een rappel (reactietermijn tot 9 september 2016) is verstuurd. Aangezien niet de gevraagde gegevens werden aangeleverd, is 12 september 2016 een informatiebeschikking (ex artikel 52a van de AWR) verzonden waarop de gevraagde gegevens zijn aangeleverd.
Hierna hebben wij op 28 november 2016 een conceptrapport gezonden waarop gereageerd kon worden tot 21 december 2016. Voor de reactie op het conceptrapport is 2 keer uitstel gevraagd en verleend (per e-mail bevestigd) tot een laatste reactiedatum 1 februari 2017.
Aangezien op 1 februari 2017 geen reactie was ontvangen, heeft mevrouw [naam] (per email) gevraagd uiterlijk 13 februari 2017 te reageren; hierop is niets meer vernomen.
Mevrouw [naam] heeft op 21 februari 2017 gebeld en gesproken met mevrouw [naam] die aangaf dat uiterlijk in week 8 een reactie zal worden aangeleverd.
Door het uitblijven van een reactie heeft mevrouw [naam] op 2 maart 2017 nogmaals gebeld en gesproken met de heer [naam]. Deze gaf aan de reactie, in verband met drukke werkzaamheden, nog niet volledig klaar te hebben. Tevens gaf hij aan dat het geven van een reactie veel werk kost omdat het diverse rapporten betreft, waarin "
onwaarheden en verdraaiingen van feiten staan, waarbij twijfelt sterk getwijfeld wordt aan de integriteit van de controlerende ambtenaren".
Gezien deze opmerkingen heeft mevrouw [naam] aangegeven dat wij altijd bereid zijn tot een gesprek met betrekking tot deze opmerkingen. De heer [naam] vindt dit inderdaad wenselijk, echter pas nadat hij alle feiten en gegevens schriftelijk heeft opgezet. Mevrouw [naam] heeft verder aangegeven dat het geven van een reactie op het conceptrapport van groot belang is en dat het beter is deze te geven in de fase van het boekenonderzoek dan in de fase van bezwaar. Dezelfde dag is middels e-mail uitstel tot 1 april 2017 verleend.
Gezien bovenstaande hebben wij voldoende tijd (ruim 4 maanden) gegeven voor het aanleveren van gegevens en de verdere reacties.
In de reactie van 31 maart 2017 staat (onder meer):
- wij "
moeten onze tijd spenderen aan het herschrijven vanwege slordig knip- en plakwerk om te voorkomen dat onjuistheden en/of onwaarheden in de ruimte blijven staan";
- het doet "
wederom ernstige twijfel rijzen (en dan drukken wij ons nog voorzichtig uit) ten aanzien van de zorgvuldigheid waar het betreft de uitvoering van de controle(s) alsmede de daarmee samenhangende controlerapporten";
- "
zogenaamde geconstateerde gebreken en zogenaamde conclusies" en
- er wordt geen juiste weergave gegeven van het hetgeen de heer [naam] verklaard heeft.
Met betrekking tot bovenstaande willen wij opmerken dat geen onvertogen woord is gevallen en niets is voorgevallen wat de geplaatste opmerkingen rechtvaardigt. Dat belastingplichtige dit dusdanig interpreteert, vloeit voort uit zijn eigen beleving.
Wij hebben het boekenonderzoek uitgevoerd conform de hiervoor geldende regels en op een fatsoenlijke en integere wijze en accepteren niet dat hier aan onze integriteit getwijfeld wordt.
Hierbij is op te merken dat geen enkel rapport door de Belastingdienst wordt verstuurd voordat dit zowel fiscaal als inhoudelijk door een derde is gelezen (zie verder onder "Slotopmerkingen").
(…)
2.9
Bedrijfsgebeuren
In het inleidend gesprek heeft de heer [naam] aangegeven dat in [belanghebbende] nagenoeg geen activiteiten plaatsvinden, daarom kan er (volgens hem) ook geen sprake zijn van een gebruikelijk loon.
Volgens de heer [naam] komen zijn klanten alleen maar af op een onderneming die zich als BV kan presenteren en (volgens hem) niet op een vennootschap onder firma, zoals hij die met zijn echtgenote voert. [Belanghebbende] is als het ware het uithangbord waarop cliënten afkomen.
Deze stelling kan de heer [naam], buiten zijn gevoel hierin, verder niet aannemelijk maken.
Nadat de klanten bij [belanghebbende] zijn binnengekomen, vinden in [belanghebbende] verder geen werkzaamheden plaats. Alle feitelijke werkzaamheden worden geheel verricht in [de VOF], de VOF van zijn echtgenote en hem, waarna deze werkzaamheden gefactureerd worden aan [belanghebbende].
Wij hebben de heer [naam] verzocht ons bovenstaande handelwijze nader toe te lichten. In deze hebben wij op 23 oktober 2016 een e-mail van de heer [naam] ontvangen waarin een soortgelijke verklaring als in het inleidend gesprek staat opgenomen.
Conclusie:
Of de beschreven handelwijze berust op (uitsluitend) zakelijke motieven is niet aannemelijk te noemen. Aangezien het, gezien de aard en inrichting van de administratie, echter (nagenoeg) onmogelijk is om de resultaten terug te brengen naar [belanghebbende], houden wij voor de in controle zijnde jaren deze handelwijze aan (zie verder onder "Afspraken").
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt verwezen naar de gegeven reactie betreffende de VOF.
In deze verwijzen wij naar de reactie in het rapport van de VOF.
(…)

3 Winstberekening

3.1
Bedrijfsopbrengsten
De omzet uit de audit-file sluit in alle jaren aan bij de omzet in de jaarstukken.
3.2
Correctie inzake hernieuwd ingediende aangiften vennootschapsbelasting
Zoals eerder opgemerkt zijn voor alle in controle zijnde jaren in eerste instantie, in verband met het vervallen van termijnen, aangiften vennootschapsbelasting ingediend met een resultaat van nihil c.q. een foutief resultaat. Wij corrigeren derhalve onderstaande bedragen:
Correctie 2014: € 11.056
Correctie 2013: -/- € 26.854
Correctie 2012: € 16.432
Correctie 2011: € 7.690
3.3
Uitbesteed werk en andere externe kosten
In alle jaren is het uitbesteed werk derden betaald aan de VOF niet (zonder meer) aan te sluiten met de omzet van de VOF (zie verder onder "Afspraken"). Dit mede gezien de diverse boekingen middels VJP en het over diverse jaren heen factureren c.q. verrekenen.
3.3.1
3.3.1
Jaar 2014
Als werk derden zijn betalingen van € 1.425 en € 1.375 aan [de dochter] en [de zoon] opgevoerd. (…) is de dochter (11-04-1991) die sinds 2009 in [plaats 2] woont en (…) is de zoon (22-06-1994) die sinds 8 augustus 2013 in [plaats 3] woont.
In het inleidend gesprek heeft de heer [naam] aangegeven dat zijn kinderen werkzaamheden voor hem verrichten; zoals archiefbeheer, vernietiging van documenten en het uitzoeken van gegevens. Verder heeft hij aangegeven dat in alle jaren (2011 tot en met 2014) de overeengekomen bedragen "
niet zijn uitbetaald aan de kinderen, maar dat hij deze met ingang van het jaar 2015 zal gaan uit betalen". Op onze vraag waarom deze bedragen niet zijn uitbetaald geeft de heer [naam] aan "
dat is nou eenmaal zo overeengekomen".
Echter blijkt zowel uit de audit-file als ook uit de jaarstukken dat deze kosten (in alle jaren) wél op de winst in mindering zijn gebracht.
Aangezien van de door zijn kinderen verrichte werkzaamheden geen onderliggende stukken (facturen, werkbriefjes etc) zijn opgemaakt c.q. in de administratie aanwezig zijn, is de zakelijkheid op geen enkele wijze na te gaan c.q. aannemelijk gemaakt.
Daarnaast lijkt op grond van de woonplaats van de beide kinderen, het daadwerkelijk uitvoeren van de genoemde werkzaamheden eveneens niet aannemelijk.
Verder zijn de bedragen, die niet tot uitgaven voor [belanghebbende] zouden hebben geleid, wél zonder verdere onderbouwing in de betreffende jaren als kosten ten laste van de winst gebracht.
Correctie werk derden € 2.800
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt met betrekking tot het werk kinderen verwezen naar de gegeven reactie betreffende de VOF.
In deze verwijzen wij naar de reactie in het rapport van de VOF aangezien de hier gegeven toelichting dezelfde is als gegeven bij de VOF. De aangekondigde correctie wordt doorgevoerd.
3.3.2
Jaar 2013
Evenals in 2014 accepteren wij de betalingen aan [dochter] en [zoon] van respectievelijk € 1.752 en € 2.475 niet. Verder wordt op een deel van deze betalingen (zonder facturen) voorheffing omzetbelasting verrekend.
Correctie werk derden € 4.227 / Correctie omzetbelasting € 52
Na reactie op conceptrapport
De gegeven reactie is gelijk aan 2014.
3.3.3
Jaar 2012
Evenals in voorgaande jaren accepteren wij de betalingen aan [dochter] en [zoon] van respectievelijk € 7.652 en € 1.303 niet.
(…)
Na reactie op conceptrapport
Met betrekking tot het werk kinderen is de reactie gelijk aan 2014.
(…)
De correctie werk derden blijft derhalve € 8.955 (kinderen € 7.652 en € 1.303). (…)
Correctie werk derden € 8.955 / Correctie omzetbelasting € 0
3.3.4
Jaar 2011
Evenals in voorgaande accepteren wij de betalingen aan [dochter] en [zoon] van respectievelijk € 6.306 en € 2.393 niet.
Correctie werk derden € 8.699
Na reactie op conceptrapport
De gegeven reactie is gelijk aan 2014.
3.4
Bedrijfskosten jaar 2014
3.4.1
3.4.1
Overige verkoopkosten
Zoals eerder opgemerkt, staan onderstaande (niet gespecificeerde) kostenposten in de jaarstukken:
Verkoopkosten € 3.683
Andere kosten
€ 5.209
Tot een totaal van € 8.892
(…)
3.4.1.2 Representatiekosten
Hier wordt € 1.100 opgevoerd waarover wij het volgende willen opmerken:
- Het bedrag van € 1.100 betreft een stelpost die, zoals eerder opgemerkt, niet geaccepteerd wordt.
- De heer [naam] heeft aangegeven dat niets gedaan wordt aan acquisitie en dat er nagenoeg geen nieuwe klanten bijkomen.
- Zoals algemeen bekend, zeker bij een belastingplichtige die zelf als (belasting)adviseur werkzaam is, is het aan belastingplichtige om de zakelijkheid van de kosten aannemelijk te maken.
Aangezien de zakelijkheid op geen enkele wijze na te gaan c.q. aannemelijk gemaakt is, accepteren wij de opgevoerde stelpost niet; deze is (in alle jaren) verrekend middels de rekening courant.
Correctie representatiekosten € 1.100 / Correctie rekening courant € 1.100
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 geeft de heer Olislagers aan dat hij weliswaar nauwelijks werkzaamheden voor [belanghebbende] verricht en voltijds werkzaam is voor de VOF, maar dat dit niet wegneemt dat hij [belanghebbende] formeel representeert en in die zin zakelijke contacten heeft en een zakelijk netwerk onderhoudt. Vanuit privé middelen betaalt hij representatiekosten en doorgaans contante uitgaven in de horeca (zonder bon) tot gemiddeld € 25 á € 30 per week, waardoor dus geen sprake is van een stelpost.
De afspraak met de VOF is dat deze kosten voor rekening van [belanghebbende] komen omdat deze niet noodzakelijk een directe bijdrage leveren voor de VOF omdat het geen betalende klanten van de VOF betreft.
Voor het overige wordt verwezen naar de gegeven reactie bij de VOF.
Zoals eerder aangegeven, is het aan belastingplichtige om de zakelijkheid van de kosten aannemelijk te maken. Of en in hoeverre hier sprake is van zakelijke uitgaven is, zonder verdere specificatie en onderliggende stukken, niet na te gaan. Derhalve is hier – ook gezien het afgeronde bedrag – sprake van een stelpost.
Of het zich om klanten handelt waarvoor de werkzaamheden door de VOF worden gedaan, is niet relevant. Niet de klanten van [belanghebbende] zijn klant van de VOF, maar alleen [belanghebbende] zelf. Uitgaven die gemaakt zijn door de VOF kunnen niet ten laste komen van een andere rechtspersoon. Voor het overige verwijzen wij naar de reactie in het rapport van de VOF.
De aangekondigde correctie wordt doorgevoerd.
3.4.1.3 Kantinekosten
Hier wordt € 550 opgevoerd waarover wij het volgende willen opmerken:
- Het bedrag van € 550 betreft een stelpost die, zoals eerder opgemerkt, niet geaccepteerd wordt.
- Het bedrag staat in geen verhouding met het gegeven dat buiten de heer [naam] geen personeel werkzaam is.
- Verder heeft de heer [naam] aangegeven dat hij nagenoeg geen werkzaamheden binnen [belanghebbende] verricht maar dat deze door [de] VOF gedaan worden.
Aangezien de zakelijkheid op geen enkele wijze na te gaan c.q. aannemelijk gemaakt is, accepteren wij de opgevoerde stelpost niet; deze is (in alle jaren) verrekend middels de rekening courant.
Correctie kantinekosten € 550 / Correctie rekening courant € 550
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt verwezen naar de gegeven reactie betreffende de VOF en verder wordt verwezen naar de gegeven reactie onder punt 3.4.1.2.
In deze verwijzen wij naar de reactie in het rapport van de VOF en punt 3.4.1.2.
De aangekondigde correctie wordt doorgevoerd.
3.4.1.4 Reiskosten
Hier wordt € 1.710 opgevoerd inzake 9.000 zakelijke met de privé auto gereden kilometers. Naar aanleiding van de vragenbrief van 26 juli 2016 wordt een registratie voor 7.520 gereden kilometers (Citroën C3) met omschrijving (…) aangeleverd.
Van belang in deze is:
- De opgevoerde ritten zijn niet te koppelen aan een klant of aan enige omzet omdat geen naam van een klant c.q. geen reden voor de rit staat vermeldt.
- De opgevoerde kilometers (9.000) wijken af van de registratie (7.520)
- Het betreft uitsluitend ritten die gemaakt zijn door de dochter (…) tussen haar woning in [plaats 2] en de woning van haar ouders. Klaarblijkelijk stellen de heer en mevrouw [naam] een privé auto ter beschikking aan hun dochter.
Hier is geen sprake van enig zakelijk belang voor [belanghebbende] en betreft het uitsluitend
privé uitgaven; het bedrag is (in alle jaren) verrekend middels de rekening courant.
Correctie reiskosten € 1.710 / Correctie rekening courant € 1.710
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt aangegeven dat deze privé auto ter beschikking gesteld is aan de dochter, maar dat deze auto (als deze in [plaats 1] is) in voorkomende gevallen ook door de heer en mevrouw [naam] gebruikt wordt. Verder wordt aangegeven dat de ritten van de dochter zakelijk zijn omdat zij dan werkzaamheden voor [belanghebbende] verricht.
Dat de auto door de ouders aan de dochter ter beschikking gesteld wordt, is gebruikelijk te noemen in de verhouding ouders – dochter; dit is echter een privé beslissing.
Zoals eerder aangegeven is niet aannemelijk gemaakt dat de dochter werkzaamheden voor [belanghebbende] verricht en is ook niet aannemelijk dat de ritten naar de ouders een zakelijk belang dienen. Deze zijn aan te merken als privé ritten van en naar de ouders.
De aangekondigde correctie wordt doorgevoerd.
3.4.1.5 Buitengewone lasten
Per kas is een bedrag van € 3.235 opgevoerd met omschrijving "schade inbraak". Zoals eerder aangegeven (punt 2.6) is – door het ontbreken van een kasadministratie – op geen enkele wijze na te gaan of het bedrag van € 3.235, dat in het jaar 2013 (niet controleerbaar) per kas ontvangen zou zijn, op 1 oktober 2014 nog in de kas aanwezig is. Wij accepteren het opgevoerde bedrag niet.
Correctie buitengewone lasten € 3.235
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt verwezen naar hetgeen aangegeven bij punt 2.6 en verder "
Dat het volstrekt belachelijk is dat de alsdan niet aanwezige gelden ten tijde van de diefstal bewezen wordt geacht wanneer een kasadministratie in de vorm van een kasboek of Excelsheet zou zijn gevoerd. De per kas ontvangen bedragen uit het jaar 2013 bevonden zich ten tijde van de diefstal in de bureaulade op kantoor, punt uit".
Het is aan de ondernemer op welke wijze hij de bewijslast voert, dit is niet (uitsluitend) afhankelijk van het aanwezig zijn van een kasboek of Excelsheet. Van belang is dat niet aannemelijk gemaakt kan worden óf en tot welke bedragen er zakelijke gelden aanwezig waren ten tijde van de inbraak. Hierbij is op te merken dat, door de aard en inrichting van de administratie, niet te controleren is óf in 2013 gelden contant ontvangen zijn en ook niet aannemelijk gemaakt is dat precies dit bedrag nog in het jaar 2014 in de bureaulade aanwezig was.
Met uitsluitend de verklaring van de heer [naam] is, zonder verdere controleerbare stukken, niet aannemelijk gemaakt dat dit bedrag gestolen is. De aangekondigde correctie wordt doorgevoerd.
3.5
Bedrijfskosten jaar 2013
3.5.1
Overige verkoopkosten
Zoals eerder opgemerkt, staan onderstaande (niet gespecificeerde) kostenposten in de jaarstukken:
Verkoopkosten € 3.115
Andere kosten
€ 5.840
Tot een totaal van € 8.955
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt aangegeven dat voor de reactie op desbetreffende vergelijkbare en overeenkomstige posten (in alle jaren) verwezen wordt naar het jaar 2014.
Gezien de lengte en de leesbaarheid van het rapport benoemen wij gelijke reacties (voor alle jaren) niet apart in elk jaar. Wel reageren wij op reacties die afwijkend zijn van het jaar 2014.
3.5.1.1 Representatiekosten
Evenals in 2014 accepteren wij de opgevoerde stelpost van € 1.000 niet.
Correctie representatiekosten € 1.000 / Correctie rekening courant € 1.000
3.5.1.2 Kantinekosten
Evenals in 2014 accepteren wij de opgevoerde stelpost van € 500 niet.
Correctie kantinekosten € 500 / Correctie rekening courant € 500
3.5.1.3 Reiskosten
Hier wordt € 1.615 opgevoerd inzake 8.500 zakelijke met de privé auto gereden kilometers.
Naar aanleiding van de vragenbrief van 26 juli 2016 wordt een (afwijkende) registratie voor 7.990 gereden kilometers (Citroën C3) met omschrijving (…) aangeleverd. Evenals in het jaar 2014 accepteren wij het opgevoerde bedrag inzake de door de dochter gereden kilometers niet.
Correctie reiskosten € 1.615 / Correctie rekening courant € 1.615
3.6
Bedrijfskosten jaar 2012
3.6.1
Overige verkoopkosten
Zoals eerder opgemerkt, staan onderstaande (niet gespecificeerde) kostenposten in de jaarstukken:
Verkoopkosten € 3.537
Andere kosten
€ 7.553
Tot een totaal van € 11.090
3.6.1.1 Representatiekosten
Evenals in voorgaande jaren accepteren wij de opgevoerde stelpost van € 1.000 niet.
Correctie representatiekosten € 1.000 / Correctie rekening courant € 1.000
3.6.1.2 Kantinekosten
Evenals in voorgaande jaren accepteren wij de opgevoerde stelpost van € 500 niet.
Correctie kantinekosten € 500 / Correctie rekening courant € 500
3.6.1.3 Relatiegeschenken
Het opgevoerde bedrag van € 165 corrigeren wij omdat de zakelijkheid van de uitgaven ([bedrijf]) niet uit de onderliggende stukken op te maken is. Gezien het geringe fiscale belang corrigeren wij het bedrag niet als uitdeling aan de heer Olislagers (privé kosten).
Correctie relatiegeschenken € 165 / Correctie omzetbelasting € 35
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt aangegeven dat op de achterkant van de factuur de relatie vermeld stond, wat de schrijver van het rapport dus ook had kunnen constateren.
Op het overgrote deel van de onderliggende stukken stond ten tijde van het boekenonderzoek niets op de achterkant vermeld. Verder is de zakelijkheid van de uitgaven met uitsluitend een vermelding op de achterkant niet aannemelijk gemaakt.
Bij het ingediende bezwaarschrift (ter behoud van rechten) is buiten de kassabon van een city wallet een kaskwitantie bijgevoegd waarvan niet na te gaan is door wie deze uitgeschreven is. Ondanks dat niet (zonder meer) aannemelijk is dat het zakelijke uitgaven betreft, accepteren wij deze alsnog.
De aangekondigde correctie wordt niet doorgevoerd.
3.6.1.4 Reiskosten
Hier wordt € 1.615 opgevoerd inzake 8.500 zakelijke met de privé auto gereden kilometers.
Naar aanleiding van de vragenbrief van 26 juli 2016 wordt een (afwijkende) registratie voor 7.285 gereden kilometers (Citroën C3) met omschrijving (…) aangeleverd. Evenals in voorgaande jaren accepteren wij het opgevoerde bedrag inzake de door de dochter gereden kilometers niet.
Correctie reiskosten € 1.615 / Correctie rekening courant € 1.615
3.6.1.5 Administratie- en advieskosten
Hier wordt een stelpost van € 500 opgevoerd inzake (voor zover de VJP te lezen is) bier, fris, wijn, koffie etc. Evenals de overige stelposten accepteren wij ook deze niet; deze is (in de jaren 2012 en 2011) verrekend middels de rekening courant.
Correctie administratie- en advieskosten € 500 / Correctie rekening courant € 500
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt aangegeven dat dit geen "
stelpost" bier, fris, wijn etc betreft maar een ultimo 2012 gepassiveerde post te betalen administratiekosten betreffende het jaar 2012.
Voor zover wij de VJP kunnen lezen, staat er bier, fris, wijn, koffie etc. Aangezien verder geen stukken zijn aangeleverd, wordt de aangekondigde correctie doorgevoerd.
3.7
Bedrijfskosten jaar 2011
3.7.1
Overige verkoopkosten
Zoals eerder opgemerkt, staan onderstaande (niet gespecificeerde) kostenposten in de jaarstukken:
Verkoopkosten € 4.479
Andere kosten
€ 6.121
Tot een totaal van € 10.600
3.7.1.1 Representatiekosten
Evenals in voorgaande jaren accepteren wij de opgevoerde stelpost van € 1.250 niet.
Correctie representatiekosten € 1.250 / Correctie rekening courant € 1.250
3.7.1.2 Kantinekosten
Evenals in voorgaande jaren accepteren wij de opgevoerde stelpost van € 625 niet.
Correctie representatiekosten € 625 / Correctie rekening courant € 625
3.7.1.3 Relatiegeschenken
Het opgevoerde bedrag van € 130 corrigeren wij omdat de zakelijkheid van de uitgaven (Tabaksspeciaalzaak [plaats 1]) niet uit de onderliggende stukken op te maken is. Gezien het geringe fiscale belang corrigeren wij het bedrag niet als uitdeling aan de heer [naam] (privé kosten).
Correctie relatiegeschenken € 130 / Correctie omzetbelasting € 25
3.7.1.4 Reiskosten
Hier wordt € 2.375 opgevoerd inzake 12.500 zakelijke met de privé auto gereden kilometers.
Naar aanleiding van de vragenbrief van 26 juli 2016 wordt een (afwijkende) registratie voor 8.225 gereden kilometers (Citroën C3) met omschrijving (…) aangeleverd. Evenals in voorgaande jaren accepteren wij het opgevoerde bedrag inzake de door de dochter gereden kilometers niet.
Correctie reiskosten € 2.375 / Correctie rekening courant € 2.375
3.7.1.5 Administratie- en advieskosten
Evenals in voorgaande jaren accepteren wij de opgevoerde stelpost van € 500 niet.
Correctie administratie- en advieskosten € 500 / Correctie rekening courant € 500
Na reactie op conceptrapport
In de reactie van 31 maart 2017 wordt aangegeven dat dit geen "stelpost" bier, fris, wijn etc betreft maar een ultimo 2011 gepassiveerde post te betalen administratiekosten betreffende het jaar 2011.
Het is ons niet duidelijk hoe de heer [naam] tot "bier, fris, wijn etc" komt. In elk geval staat dit niet in het (concept)rapport. Aangezien verder geen stukken zijn aangeleverd, wordt de aangekondigde correctie doorgevoerd.
(…)

5.Boete

5.1
Boete vennootschapsbelasting
Op grond van artikel 67e van de AWR juncto paragraaf 25, lid 3 en paragraaf 27 Besluit
Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: BBBB 1998) zijn wij voornemens om naast de primitieve- en navorderingsaanslagen een vergrijpboete van 50% op te leggen op basis van opzet c.q. voorwaardelijke opzet.
De feiten en omstandigheden op grond waarvan wij voornemens zijn een vergrijpboete op te leggen:
- Er worden kosten als zakelijk opgevoerd waarvan het u, zeer zeker als (belasting)advieskantoor, bekend is dat deze uitsluitend betrekking hebben op privé.
- Er worden kosten opgevoerd waarvan het u, zeer zeker als (belasting) advieskantoor, bekend is dat deze niet voor aftrek in aanmerking komen (bijv. stelposten).
- De handelwijze met betrekking tot het in eerste instantie indienen van nihil aangiften is – zeer zeker als (belasting)advieskantoor – fiscaal onacceptabel.
Als gevolg van deze feiten is aan u opzet c.q. voorwaardelijke opzet te wijten waarbij u redelijkerwijs had moeten of kunnen begrijpen dat uw gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven of betaald. U hebt hierdoor opzettelijk nalatig gehandeld, waardoor er sprake is van opzet c.q. voorwaardelijke opzet.
Op grond van artikel 5:9 van de AWB juncto artikel 67pa (v/h artikel 67k) van de AWR zijn wij voornemens een boete van 50% op te leggen.
De grondslag van de boete is het belastingbedrag dat als gevolg van opzet te weinig is voldaan.
(…)
5.1
Reactie op de aangekondigde boetes
Ingevolge artikel 5:48 van de AWB stellen wij u in de gelegenheid om binnen de gestelde termijn, genoemd in het begeleidend schrijven, te reageren op de aangekondigde boetepercentages c.q. de voor de boete genoemde gronden gemotiveerd te betwisten.
(…)
Reactie op aangekondigde boete vennootschapsbelasting
In de reactie van 31 maart 2017 wordt aangegeven.
A. In tegenstelling tot het gestelde worden géén kosten opgevoerd die betrekking hebben op privé, doch uitsluitend zakelijke kosten.
B. In tegenstelling tot het gestelde worden géén "stelposten" opgevoerd, doch daadwerkelijk gedane uitgaven die alleszins ruim lager zijn dat de daadwerkelijke omvang van de desbetreffend gemaakte kosten.
C. De handelwijze met betrekking tot het indienen van een nihilaangifte is destijds in en na overleg met de Belastingdienst gebeurd.
Standpunt inspecteur na reactie op boete vennootschapsbelasting
Ad. A en Ad. B
De aangedragen reacties met betrekking tot de zakelijkheid van de kosten en de "stelposten" zijn niet onderbouwd met onderliggende stukken en hebben niet geresulteerd in een wijziging van de door de inspecteur ingenomen standpunten; nagenoeg alle aangekondigde correcties worden doorgevoerd.
Ad. C
De Belastingdienst zal nimmer toestemming geven voor het indienen van niet correcte aangiften (wat een nihilaangifte is). De in deze gevoerde correspondentie zouden wij graag willen inzien.
Verder blijkt uit de bestanden van de Belastingdienst het volgende.
Voor het indienen van de aangiften jaar 2011 en 2012 was in eerste instantie uitstel verleend.
Aangezien echter niet voldaan werd aan het gestelde aantal in te dienen aangiften (op beconnummer) zijn genoemde uitstellen ingetrokken, waarna aangiften ingediend zijn tot € 0.
Voor de jaren 2013 en 2014 is geen uitstel verleend gezien het inlevergedrag met betrekking tot de aangiften in het verleden. Voor het jaar 2014 is wel nog individueel uitstel verleend tot 1 november 2015, waarna de aangifte 2014 tot € 0 (te laat) ingediend is op 21 januari 2016.
Hier kan niet anders dan geconcludeerd worden dat het indienen van nihilaangiften uitsluitend gedaan wordt ter voorkoming van het opleggen van verzuimboetes. Deze werkwijze is, zeker gezien men zelf als (belasting)adviseur werkzaam is, fiscaal niet acceptabel c.q. kwalijk te noemen.
(…)
Resumerend standpunt boete;
Gezien de aard van de reacties hebben wij de heer [naam] in het eindgesprek nogmaals gevraagd een onderbouwde reactie te geven als motivering voor een eventuele matiging van de boete.
In deze verwijst hij naar zijn schriftelijke reactie.
Alle aangedragen punten in overweging nemend, waarbij rekening gehouden dient te worden met het feit dat men zelf een (belasting)advieskantoor voert, kan niet anders dan geconcludeerd worden dat geen redenen aangedragen zijn die enige matiging van de boete rechtvaardigen.
Op grond van artikel 5:9 van de AWB juncto artikel 67g van de AWR worden de (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting en de naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd inclusief de aangekondigde boete van 50%."
2.7.2.
Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft de inspecteur met betrekking tot een aantal in aftrek gebrachte kosten het standpunt ingenomen dat sprake is van onzakelijke uitgaven. Dit heeft geleid tot de volgende correcties:
Correcties vennootschapsbelasting
2014
2013
2012
2011
Aangegeven winst 1e ingediende aangifte
€ 0
€ 16.432
€ 0
€ 0
Correctie winst 2e ingediende aangifte
€ 11.056
-/- € 10.422
€ 16.432
€ 7.690
Correctie werk derden
€ 2.800
€ 4.227
€ 8.955
€ 8.699
Correctie representatiekosten
€ 1.100
€ 1.000
€ 1.000
€ 1.250
Correctie kantinekosten
€ 550
€ 500
€ 500
€ 625
Correctie relatiegeschenken
€ 130
Correctie reiskosten
€ 1.710
€ 1.615
€ 1.615
€ 2.375
Correctie administratie- en advieskosten
€ 500
€ 500
Correctie buitengewone lasten
€ 3.235
Nader vastgestelde winst
€ 20.451
-/- € 3.080
€ 29.002
€ 21.269
2.8.1.
Gedurende het boekenonderzoek zijn de navorderingsaanslag 2011, de aanslag 2012 en de aanslag 2013 vastgesteld. Bij de navorderingsaanslag 2011 is een vergrijpboete opgelegd en bij de aanslag 2013 een verzuimboete. Na afronding van het boekenonderzoek is de aanslag 2012 verminderd conform de bevindingen in het rapport.
2.8.2.
Daarnaast zijn na afronding van het boekenonderzoek de navorderingsaanslag 2013 en de aanslag 2014 vastgesteld. Bij de navorderingsaanslag 2013 is een verzuimboete opgelegd en bij de aanslag 2014 een vergrijpboete.
2.9.
Als gevolg van het gedeeltelijk toewijzen van het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2013, is het verrekenbare verlies van het boekjaar 2013 bij beschikking vastgesteld op € 3.080. Bij beschikking is het verlies van het jaar 2013 voor een bedrag van € 3.080 verrekend met de belastbare winst van 2012 (de ambtshalve vermindering 2012). Dit heeft geresulteerd in een belastbaar bedrag van 2012 van € 25.922.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de (navorderings)aanslagen tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. In het bijzonder is in geschil of de inspecteur terecht correcties heeft aangebracht inzake de representatiekosten, kantinekosten, reiskosten, administratie- en advieskosten en de buitengewone lasten. Voorts is in geschil of de inspecteur terecht verzuim- en vergrijpboetes heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de inspecteur bevestigend.
3.2.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslag 2013, vermindering van de navorderingsaanslag 2011, de aanslag 2012, de aanslag 2013 en de aanslag 2014, tot vernietiging van de verzuimboetes (aanslag 2013 en navorderingsaanslag 2013) en de vergrijpboetes (navorderingsaanslag 2011 en aanslag 2014).
3.3.
De inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslag 2013 en de bijbehorende verzuimboete en tot vermindering van de navorderingsaanslag 2011, de aanslag 2012, de aanslag 2013 en de aanslag 2014.

4.Beoordeling van het geschil

Behandeling van het bezwaar
4.1.1.
Belanghebbende heeft gesteld dat het bezwaar niet had mogen worden behandeld door ambtenaren van het kantoor van de Belastingdienst [plaats 1]. Daartoe heeft belanghebbende aangevoerd dat de ambtenaar die het hoorgesprek leidde tevens betrokken was bij het vaststellen van de (navorderings)aanslagen. Volgens belanghebbende heeft de controleambtenaar die het boekenonderzoek uitvoerde overleg gevoerd met de bezwaarbehandelaars, omdat zij bij e-mail van 2 juni 2017 belanghebbende heeft bericht welke ambtenaren het bezwaar zouden gaan behandelen.
4.1.2.
Het betoog van belanghebbende faalt. Artikel 10:3, lid 3, Awb bepaalt dat op het bezwaarschrift niet krachtens mandaat mag worden beslist door degene die het bestreden besluit in mandaat heeft genomen. Deze bepaling strekt ertoe te waarborgen dat in voornoemd geval in de bezwaarfase een zorgvuldige heroverweging van het primaire besluit plaatsvindt. Het bezwaar van belanghebbende is door een andere persoon behandeld dan degene die het boekenonderzoek heeft uitgevoerd en de daaruit voortvloeiende (navorderings)aanslagen heeft vastgesteld. Niet vereist is, zoals belanghebbende betoogt, dat het bezwaar wordt behandeld door een ambtenaar die werkzaam is bij een ander kantoor van de Belastingdienst.
4.1.3.
Voor zover uit de door belanghebbende overgelegde e-mail van 2 juni 2017 al zou blijken dat over en weer overleg heeft plaatsgevonden tussen de controleambtenaar en de bezwaarbehandelaars, is de rechtbank van oordeel dat deze e-mail geen blijk geeft van een zodanig overleg dan wel contact dat dit ertoe leidt dat in wezen dezelfde persoon zowel de (navorderings)aanslagen heeft vastgesteld als de uitspraak op het daar tegen gerichte bezwaar heeft gedaan.
4.1.4.
In hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van vooringenomenheid bij de bezwaarbehandelaars en evenmin dat er in bezwaar geen volledige heroverweging als bedoeld in artikel 7:11 Awb heeft plaatsgevonden. De rechtbank komt reeds hierom niet tegemoet aan het verzoek van belanghebbende om de bezwaren opnieuw te laten beoordelen door een inspecteur van een ander kantoor van de Belastingdienst.
Correcties
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat onder ondernemingskosten moeten worden verstaan alle uitgaven die op zakelijke gronden zijn gedaan, dat wil zeggen met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Als leidraad dient hierbij te worden genomen dat de wijze waarop een onderneming wordt gedreven, in beginsel wordt bepaald door de ondernemer, dat het te zijner beoordeling staat of bepaalde uitgaven voor de onderneming nut hebben, en dat het niet gaat om uitgaven die bedoeld zijn om in particuliere behoeften te voorzien (zie HR 18 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2488, BNB 1998/159). Bij betwisting door de inspecteur, rust op belanghebbende de last de zakelijkheid van de desbetreffende kosten aannemelijk te maken.
Werk derden
4.3.1.
Met betrekking tot de post ‘werk derden’ heeft belanghebbende aangevoerd dat deze kosten zijn gemaakt in verband met werkzaamheden die door de dochter en zoon van de heer [naam] zijn verricht. De dochter en zoon hebben administratieve werkzaamheden verricht in de vakanties en weekenden, aldus belanghebbende.
4.3.2.
De inspecteur heeft ter zitting van de rechtbank alsnog de volgende bedragen in aftrek geaccepteerd:
2011 € 8.699
2012 € 8.955
2013 € 4.227
2014 € 2.800
De rechtbank ziet geen aanleiding een nog hogere aftrek te accepteren, omdat belanghebbende deze niet aannemelijk gemaakt heeft.
Representatie- en kantinekosten
4.4.1.
Ten aanzien van de post ‘representatiekosten’ heeft belanghebbende aangevoerd dat deze kosten zien op geschatte contante uitgaven in de horeca. De heer [naam] onderhoudt een zakelijk netwerk en om die reden concludeert belanghebbende dat deze kosten zijn aan te merken als zakelijke kosten. Voor het onderhouden van een zakelijk netwerk zijn ook uitgaven gedaan die zijn opgevoerd als ‘kantinekosten’. De kantinekosten zijn een schatting van de uitgaven voor dranken en bijkomende versnaperingen zoals bijvoorbeeld gebak. De inspecteur heeft de stelling van belanghebbende betwist en aangevoerd dat stelposten worden opgevoerd en facturen ontbreken.
4.4.2.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het ontbreken van betaalbewijzen of ander bewijs, belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat representatie- en kantinekosten zijn gemaakt, nog daargelaten de vraag of deze kosten zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. De representatie- en kantinekosten kunnen derhalve niet als ondernemingskosten ten laste van het resultaat worden gebracht.
Relatiegeschenk (2011)
4.5.
De inspecteur heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat de correctie voor het relatiegeschenk van € 130 ten onrechte in de navorderingsaanslag 2011 is begrepen. De inspecteur heeft derhalve het belastbaar bedrag bij de navorderingsaanslag 2011 te hoog vastgesteld en de kosten zullen alsnog in aftrek worden geaccepteerd.
Reiskosten
4.6.1.
Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren onder de post ‘reiskosten’ onder meer kilometers in haar aangiften opgevoerd, die zijn gereden door de dochter tussen haar woning in [plaats 2] (Noord-Holland) en het adres van belanghebbende in [plaats 1] (Limburg). Onder deze post zijn ook diverse andere ritten geadministreerd. De inspecteur heeft betwist dat alle ritten voor zakelijke doeleinden zijn gemaakt.
4.6.2.
De inspecteur heeft ter zitting van de rechtbank alsnog 50% van de reiskosten geaccepteerd, hetgeen ertoe leidt dat de volgende bedragen in aftrek worden geaccepteerd:
2011 € 1.188
2012 € 808
2013 € 808
2014 € 855
De rechtbank ziet geen aanleiding een nog hogere aftrek te verlenen. Van de overige reiskosten heeft belanghebbende de zakelijkheid niet aannemelijk gemaakt.
Administratie- en advieskosten
4.7.1.
Met betrekking tot de post ‘administratie- en advieskosten’ heeft belanghebbende aangevoerd dat die zien op de door [naam] verzorgde aangiften voor de jaren 2011 en 2012. De inspecteur heeft deze kosten betwist omdat geen facturen zijn verstrekt en de controleambtenaren hebben geconstateerd dat de boeking – voor zover leesbaar – volgens de voorafgaande journaalpost in 2012 betrekking heeft op een stelpost bier, fris, wijn en koffie.
4.7.2.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het ontbreken van facturen of ander bewijs, niet aannemelijk is gemaakt dat er administratie- en advieskosten zijn gemaakt die belanghebbende ten laste van haar resultaat kan brengen.
Buitengewone lasten (2014)
4.8.1.
Met betrekking tot de post ‘buitengewone lasten’ heeft belanghebbende aangevoerd dat er op 1 oktober 2014 een inbraak heeft plaatsgevonden waarbij contanten ten bedrage van € 3.235 zijn ontvreemd. Belanghebbende stelt dat zij deze contante betalingen op 31 mei 2013 en 28 oktober 2013 heeft ontvangen van twee cliënten en volgens haar kunnen deze kosten ten laste van haar resultaat worden gebracht. De inspecteur heeft de stelling van belanghebbende betwist en daartoe aangevoerd dat belanghebbende geen melding heeft gemaakt van de diefstal van de contanten bij de politie en de verzekeraar. Evenmin volgt uit de kasadministratie dat het in 2013 ontvangen kasgeld op 1 oktober 2014 nog aanwezig was, aldus de inspecteur.
4.8.2.
De rechtbank acht belanghebbende niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast. Belanghebbende heeft, bij betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat bij de inbraak op 1 oktober 2014 contanten ten bedrage van € 3.235 zijn ontvreemd. In de jaren 2011 en 2012 zijn geen mutaties geboekt in de kasadministratie, in 2013 enkel de (contante) ontvangsten op respectievelijk 31 mei 2013 en 28 oktober 2013 en in 2014 is op 31 december 2014 ‘schade inbraak’ geboekt. De uitgaven per kas zijn niet bijgehouden in de kasadministratie. Daarom is evenmin aannemelijk geworden dat een contant bedrag tot het ondernemingsvermogen behoorde; de gevoerde kasadministratie biedt daartoe onvoldoende steun.
Vermindering (navorderings)aanslagen
4.9.
De rechtbank stelt de belastbare bedragen vast op de volgende bedragen:
2011
2012
2013
2014
Door de inspecteur vastgestelde winst
€ 21.269
€ 29.002
-/- € 3.080
€ 20.451
Af: relatie- geschenk
€ 130
Af: werk derden
€ 8.699
€ 8.955
€ 4.227
€ 2.800
Af: reiskosten
€ 1.188
€ 808
€ 808
€ 855
Belastbare winst
€ 11.252
€ 19.239
-/- € 8.115
€ 16.796
Belastbaar bedrag
€ 11.252
€ 11.124
nihil
€ 16.796
Verzuimboetes
4.10.
De inspecteur heeft twee verzuimboetes van € 2.460 opgelegd; één bij de primitieve aanslag 2013 en één bij de navorderingsaanslag 2013. De inspecteur heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat de navorderingsaanslag 2013 en de daarbij horende verzuimboete en beschikking belastingrente dienen te worden vernietigd. Aangezien bij uitspraak op bezwaar de beschikking verzuimboete abusievelijk niet is vernietigd, zal de rechtbank dit alsnog doen. Belanghebbende heeft ter zitting van de rechtbank erkend dat de verzuimboete bij de primitieve aanslag 2013 terecht is opgelegd, omdat de aangifte te laat is ingediend. De rechtbank handhaaft derhalve de verzuimboete bij de primitieve aanslag 2013.
Vergrijpboetes
4.11.1.
De inspecteur heeft bij de navorderingsaanslag 2011 en de aanslag 2014 vergrijpboetes opgelegd van respectievelijk € 2.127 en € 2.045. De inspecteur is daarbij uitgegaan van een percentage van 50% van de (navorderings)aanslag. De inspecteur heeft onder verwijzing naar het controlerapport aangevoerd dat het aan (voorwaardelijk) opzet van belanghebbende te wijten is dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld (2011) dan wel dat de aangifte onjuist is gedaan (2014). In aanvulling daarop heeft de inspecteur ter zitting van de rechtbank verklaard dat, in afwijking van het hetgeen vermeld is in het controlerapport, de vergrijpboete van het jaar 2014 is gebaseerd op artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
4.11.2.
De rechtbank acht bewezen dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 een aangifte ingediend naar een winst van nihil terwijl uit de jaarstukken van belanghebbende van dat jaar een belastbare winst van een positief bedrag volgt. Door deze handelwijze heeft belanghebbende willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat van haar over het jaar 2011 te weinig belasting zou worden geheven. Belanghebbende moet zich hier, gelet op de fiscale deskundigheid van de heer [naam] en zijn ervaring als belastingadviseur, die aan belanghebbende worden toegerekend, ook bewust van zijn geweest. Dat voor het jaar 2011 sprake is van een pleitbaar standpunt is niet aannemelijk geworden.
4.11.3.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2014 in eerste instantie een nihilaangifte ingediend, die is gevolgd door een tweede aangifte naar een belastbaar bedrag van € 11.493, waarbij kosten in aftrek zijn gebracht die niet voor aftrek in aanmerking komen (zie 4.3.2, 4.4.2, 4.6.2, 4.7.2 en 4.8.2). Belanghebbende heeft ook hier bewust, gelet op de fiscale deskundigheid van de heer [naam] en zijn ervaring als belastingadviseur, die aan belanghebbende worden toegerekend, ten tijde van het doen van de aangiften de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangiften op het punt van de aftrek van de voormelde kosten onjuist waren. Dat voor het jaar 2014 sprake is van een pleitbaar standpunt is evenmin aannemelijk geworden.
4.11.4.
De vergrijpboetes, zoals die door de inspecteur zijn opgelegd, acht de rechtbank passend en geboden. Feiten en omstandigheden die aanleiding geven om de boetes te matigen zijn niet aannemelijk geworden.
Overschrijding van de redelijke termijn
4.12.
Belanghebbende heeft ter zitting verzocht de boetes te verminderen wegens overschrijding van de redelijke termijn. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan twee jaren sinds de aankondiging van de boetes in het concept van het controlerapport van 28 november 2016 tot het tijdstip waarop de rechtbank uitspraak doet. De rechtbank ziet hierin aanleiding zowel de verzuim- als de vergrijpboetes met 20% te verminderen (zie Gerechtshof Amsterdam 2 juli 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ1298, r.o. 5.7.3.7).
4.13.
Gelet op hetgeen is overwogen in 4.11.2 tot en met 4.12 vermindert de rechtbank de verzuimboete bij de aanslag voor het jaar 2013 tot op € 1.968 en de vergrijpboetes tot 40% van het bedrag aan belasting van de verminderde navorderingsaanslag 2011 respectievelijk het bedrag aan belasting van de verminderde aanslag 2014.
Integrale proceskostenvergoeding
4.14.1.
Belanghebbende heeft verzocht om de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de integrale proceskosten.
4.14.2.
Voor toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is grond, indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, (1) terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2802, BNB 2007/260) of (2) wanneer het bestuursorgaan in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld (HR 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2975, BNB 2011/103).
4.14.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van de werkelijke proceskosten. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat één van de hiervoor beschreven situaties zich heeft voorgedaan. De inspecteur heeft zich tijdens en na het boekenonderzoek correct opgesteld, en telkens inhoudelijk gereageerd op de opmerkingen en informatie van belanghebbende. Dat belastingkantoor [plaats 1] bevooroordeeld zou zijn, heeft belanghebbende niet onderbouwd.
Slotsom
4.15.
De beroepen zijn gegrond.

5.Proceskosten en griffierecht

5.1.
De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Bbp en de daarbij behorende bijlage vastgesteld.
5.2.1.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige zaken in bezwaar samenhangen in de zin van artikel 3, lid 2, Bbp met de zaken met nummers 18/7821 tot en met 18/7828 en nummers 18/7829 tot en met 18/7836, in totaal 21 zaken. Die zaken hebben betrekking op (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet die aan [naam] en [naam] zijn opgelegd. Dit betreffen bezwaren die gelijktijdig zijn behandeld en waarvan de werkzaamheden nagenoeg identiek konden zijn en deze bestreden besluiten zijn (gedeeltelijk) herroepen.
5.2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige zaken in beroep samenhangen in de zin van artikel 3, lid 2, Bbp met de zaken met nummers 18/7821 tot en met 18/7828, nummers 18/7829 tot en met 18/7836 en nummer 19/2314 en nummers 19/2315 en 19/2317, in totaal 24 zaken. Dit betreffen beroepen die gelijktijdig zijn behandeld en waarvan de werkzaamheden nagenoeg identiek konden zijn en de beroepen in die zaken zijn gegrond verklaard.
5.3.1.
Voor de bezwaarfase stelt de rechtbank de vergoeding vast op € 605,25 (1 punt wegens het verschijnen op de hoorzitting en 0,5 punt voor de nadere hoorzitting à € 269, een factor 1 wegens het gewicht van de zaken en een factor 1,5 wegens samenhang). Deze vergoeding wordt toegekend voor alle bezwaren die tegelijkertijd zijn behandeld. Aan de onderhavige beroepen wordt daarvan 1/3 toegekend, zijnde € 201,75. De overige delen worden toegekend aan [naam] (zaaknummers 18/7821 tot en met 18/7828) en [naam] (zaaknummers 18/7829 tot en met 18/7836).
5.3.2.
Voor de beroepsfase stelt de rechtbank de vergoeding vast op € 1.138,50 (1 punt wegens rechtsbijstand tijdens de zitting à € 759, een factor 1 wegens het gewicht van de zaken en een factor 1,5 wegens samenhang). Deze vergoeding wordt toegekend voor alle beroepen die tegelijkertijd zijn behandeld en waarvan de werkzaamheden nagenoeg identiek konden zijn. Aan de onderhavige beroepen wordt daarvan 1/5 toegekend, zijnde € 227,70. De overige delen worden toegekend aan [naam] (nummers 18/7821 tot en met 18/7828), [naam] (nummers 18/7829 tot en met 18/7836 en nummer 19/2314) en [naam] (nummers 19/2315 en 19/2317).
5.4.
Voor toekenning van een vergoeding voor overige proceshandelingen ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat deze handelingen, bestaande uit het opstellen van de schriftelijke processtukken, door [naam] zijn verricht en dus niet door de rechtsbijstandverlener (zie HR 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:439, BNB 2017/109). Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat [naam] als gemachtigde voor haar heeft opgetreden, slaagt die stelling niet. Er is geen sprake van kosten van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, aanhef, sub a, Bbp (zie HR 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1035, BNB 2016/188).
5.5.
Overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld noch gebleken.
5.6.
Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 338 te worden vergoed.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de navorderingsaanslag 2011 tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 11.252 en vermindert de in rekening gebrachte heffingsrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de aanslag 2012 tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 11.124 en vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de aanslag 2013 tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil;
  • vernietigt de navorderingsaanslag 2013 en de daarbij horende verzuimboete en beschikking belastingrente;
  • stelt het verlies van het jaar 2013 vast op een bedrag van € 8.115;
  • vermindert de aanslag 2014 tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 16.796 en vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de verzuimboete bij de aanslag voor het jaar 2013 tot op € 1.968;
  • vermindert de vergrijpboete voor het jaar 2011 tot 40% van het bedrag aan belasting van de navorderingsaanslag 2011;
  • vermindert de vergrijpboete voor het jaar 2014 tot 40% van het bedrag aan belasting van de aanslag 2014;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 429,45; en
  • gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Chr.Th.P.M. Zandhuis, voorzitter, A. van Dongen en T.A. de Hek, rechters, in aanwezigheid van N. Veenstra, griffier, op 6 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
N. Veenstra Chr.Th.P.M. Zandhuis
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.