ECLI:NL:RBZWB:2022:2711

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10306
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewetuitkering van een arbeidsongeschikte schoonmaakster na eerstejaars beoordeling door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, een 51-jarige vrouw die als schoonmaakster heeft gewerkt, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had zich op 8 februari 2019 arbeidsongeschikt gemeld vanwege rugklachten, en het UWV had haar een Ziektewet-uitkering toegekend. Echter, in een besluit van 20 augustus 2020 heeft het UWV bepaald dat eiseres vanaf 21 september 2020 geen recht meer had op deze uitkering, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft dit ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het procesverloop en de medische onderzoeken van het UWV beoordeeld. Eiseres stelde dat haar beperkingen waren onderschat en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV voldoende zorgvuldig te werk is gegaan en dat de verzekeringsartsen een goed onderbouwd oordeel hebben gegeven over de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank concludeert dat de door eiseres ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om te concluderen dat het UWV haar beperkingen heeft overschat.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de Ziektewetuitkering te beëindigen, in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10306 ZW

uitspraak van 16 mei 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] (eiseres), te [woonplaats] , gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 20 augustus 2020 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van een eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) bepaald dat eiseres vanaf 21 september 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In een besluit van 13 november 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 24 maart 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. H.M. van Gent.

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Eiseres is een 51-jarige vrouw, die werkzaam is geweest als ( meewerkend voorvrouw) schoonmaakster. Zij heeft zichzelf op 8 februari 2019 arbeidsongeschikt gemeld wegens rugklachten vanuit een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Uit nader onderzoek bleek dat sprake was van lumbale artrose. Het UWV heeft aan eiseres een ZW-uitkering toegekend in een besluit van 10 mei 2019.
In het primaire besluit heeft het UWV in het kader van een EZWB bepaald dat eiseres vanaf 21 september 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij op 30 juli 2020 meer dan 65% zou kunnen verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt eiseres
2. Volgens eiseres heeft het UWV haar beperkingen onderschat en was het medisch onderzoek van het UWV onzorgvuldig. Op wat zij aanvoert ter onderbouwing van haar standpunt wordt – voor zover relevant – in het hiernavolgende ingegaan.
Wettelijk kader
3. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het vijfde lid wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geac-cepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 8 september 2021, ECLI:NL: CRVB:2021:2279).
Het medisch onderzoek van het UWV
4.
Het medische onderzoek van het UWV is verricht door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b).
5. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en haar gesproken op een telefonisch spreekuur op 30 juli 2020, waarbij oriënterend psychisch onderzoek werd verricht. De verzekeringsarts rapporteert dat geen reden bestaat om aan te nemen dat bij eiseres sprake is van een uitzondering zoals bedoeld in de standaard Geen Duurzaam Benutbare Mogelijkheden (GDBM). Zij is niet opgenomen, niet bedlegerig gedurende het grootste deel van de dag, wel ADL-zelfstandig en er is geen ernstige stoornis op alle drie de niveaus van het persoonlijk en sociaal functioneren. Er is verder ook geen levensverwachting korter dan een jaar. Eiseres is daarom belastbaar te achten. Wel gelden er beperkingen ten opzichte van normaal functioneren. Vanuit de curatieve sector is een afwijking geconstateerd (artrose) waarvoor behandeling is ingezet (medicatie en fysiotherapie). Daarnaast zijn tijdens het spreekuur ook belemmeringen gevonden die passen bij de medische situatie van eiseres. Het is reëel om uit te gaan van een zekere lichamelijke kwetsbaarheid, waardoor eiseres is aangewezen op niet te belastend werk. Er kan geen urenbeperking worden aangenomen op preventieve of energetische gronden, omdat eiseres met de vastgestelde beperkingen energetisch niet te zwaar wordt belast. Evenmin is sprake van een medisch voorgeschreven behandeling op basis waarvan zij een meer volledige werkdag (de rechtbank leest: een of meer volledige werkdagen) niet beschikbaar is voor arbeid. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiseres per 30 juli 2020 opgenomen in een FML van 30 juli 2020.
6. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft de beschikbare medische informatie bestudeerd, en eiseres gesproken op een telefonische hoorzitting op 1 oktober 2020. Ook werd informatie van behandelend reumatoloog [naam reumatoloog 1] van 3 november 2020 betrokken in de beoordeling. De verzekeringsarts b&b wijkt niet af van het standpunt van de primaire verzekeringsarts. Omdat eiseres het oneens was met de manier waarop in de primaire fase onderzoek is gedaan (middels een telefoongesprek) is in de bezwaarfase informatie opgevraagd bij de reumatoloog, die eiseres rond de datum in geding heeft onderzocht. Er zijn daarbij wel gewrichtspijnen, maar geen ernstige afwijkingen gevonden. Volgens de verzekeringsarts b&b kan op grond van de telefonische hoorzitting, de dossiergegevens en de ontvangen medische informatie niet worden geconcludeerd dat sprake is van meer beperkingen, dan zoals in primo vastgesteld. De verzekeringsarts b&b stelt ook dat in passende arbeid geen reden bestaat voor het aannemen van een urenbeperking. Eiseres heeft in bezwaar verzocht om informatie op te vragen bij een reumatoloog naar wie zij later is verwezen, maar de verzekeringsarts b&b zag daar geen aanleiding voor gelet op de objectieve medische informatie die reeds is ontvangen. De verzekeringsarts b&b heeft de FML van 30 juli 2020 gehandhaafd.
Was het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig?
7. Anders dan in de door eiseres ter zitting genoemde uitspraak van de CRvB van 10 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:84, heeft het onderzoek van de verzekeringsarts b&b niet uitsluitend uit dossieronderzoek bestaan. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gesproken op een telefonische hoorzitting op 1 oktober 2020. Ook werd informatie van reumatoloog [naam reumatoloog 1] van 3 november 2020 betrokken in de beoordeling. De verzekerings-arts b&b heeft alle klachten van eiseres betrokken bij de beoordeling, en heeft zich op basis van haar onderzoek een voldoende duidelijk beeld van haar belastbaarheid kunnen vormen. Zij heeft verder voldoende gemotiveerd hoe zij tot haar standpunt is gekomen. Ook heeft de verzekeringsarts b&b op steekhoudende wijze onderbouwd dat een lichamelijk onderzoek geen meerwaarde heeft, gezien de aanwezige informatie uit de behandelend sector. Eiseres kan verder niet worden gevolgd in haar stelling dat het UWV ten onrechte geen gehoor heeft gegeven aan haar verzoek om nadere informatie bij de reumatoloog van het [naam ziekenhuis] in te winnen, omdat de informatie van reumatoloog [naam reumatoloog 1] al voldoende informatie bevat. De rapporten van de verzekeringsartsen zijn verder deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd. Het door het UWV verrichte medische onderzoek wordt daarom voldoende zorgvuldig geacht.
Heeft het UWV de beperkingen van eiseres onderschat?
8. Naar het oordeel van de rechtbank geeft de door eiseres overgelegde medische informatie geen aanleiding voor de conclusie dat het UWV haar beperkingen heeft overschat. De (vrij summiere) informatie van reumatoloog [naam reumatoloog 2] van het [naam ziekenhuis] van 16 december 2020 bevat weliswaar de diagnoses polyartrose (LWK, handen), retropatellaire chondropathie en het Trochanter major pijnsyndroom, maar deze diagnoses worden niet nader onderbouwd. Ook dateert deze informatie van na de datum in geding van 21 september 2020. De rechtbank merkt hierbij op dat diagnoses volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie onder meer de uitspraak van 11 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2961) op zichzelf niet doorslaggevend zijn voor een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. In een individuele situatie moet steeds worden beoordeeld in hoeverre sprake is van objectieve beperkingen tot het verrichten van arbeid. In een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 22 januari 2021 wordt op steekhoudende wijze onderbouwd waarom de informatie van het [naam ziekenhuis] van 16 december 2020 ook overigens geen aanleiding geeft om te concluderen dat onvoldoende beperkingen zijn aangenomen. Deze onderbouwing is ook niet gemotiveerd betwist.
9. De ingebrachte informatie die afkomstig is van de website van Thuisarts is algemeen van aard, en kan niet dienen ter onderbouwing van de door eiseres gestelde (aanvullende) beperkingen. Met de door haar ingebrachte algemene informatie van ' [naam bedrijf] ' is evenmin aannemelijk gemaakt dat bij eiseres sprake is van beperkingen als gevolg van retropatellaire chondropathie. De verzekeringsarts b&b heeft in een aanvullend rapport van 7 maart 2022 verder voldoende onderbouwd waarom het verslag van de radiologische echo van 12 januari 2018 geen aanleiding geeft voor het aannemen van aanvullende beperkingen. Deze onderbouwing houdt in dat de mate van artrose op röntgenfoto’s niet bepalend is voor de klachten die een patiënt ervaart, en dat reumatoloog [naam reumatoloog 1] bij zijn reumatologisch onderzoek aan de gewichten geen afwijkingen of functiebeperkingen vaststelde. Ook de huisarts stelde in die tijd geen gewrichtsafwijkingen vast. Wat eiseres stelt over haar pijnklachten kan evenmin worden gevolgd, nu uit de beschikbare medische stukken niet kan worden afgeleid dat een urenbeperking zou moeten gelden in verband met deze klachten. De rechtbank ziet verder geen aanleiding om aan te sluiten bij het zelf opgestelde overzicht van de door eiseres ervaren beperkingen, bij gebrek aan een objectieve onderbouwing in de vorm van (nieuwe) medische stukken.
Arbeidsdeskundig onderzoek UWV
10. Het arbeidskundig onderzoek is verricht door arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] Hij heeft eiseres, rekening houdend met de FML van 30 juli 2020, in ieder geval geschikt geacht voor de functies van Administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133), Monteur printplaten (Sbc-code 267051) en Assemblage-medewerker besturingskasten en panelen (Sbc-code 267071). De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is door de arbeidsdeskundige op basis van genoemde functies vastgesteld op 19,42%.
11. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten vloeit met name voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat, maar voor een dergelijke conclusie bestaat gezien het voorgaande geen aanleiding.
12. Gezien het voorgaande mochten de door het UWV gehanteerde functies worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. Op basis van de inkomsten die zij met deze functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 19,42%.
Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat eiseres op 30 juli 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd, heeft het UWV op goede gronden haar ZW-uitkering beëindigd met ingang van 21 september 2020.
Conclusie
13. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 16 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.