ECLI:NL:RBZWB:2022:3679
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking jachtakte en wapenverlof; beoordeling van de minister en herstel van motiveringsgebrek
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 4 juli 2022, staat de intrekking van de jachtakte en het wapenverlof van eiser centraal. De korpschef had op 19 december 2019 de jachtakte en het wapenverlof van eiser ingetrokken. Eiser heeft hiertegen administratief beroep aangetekend, maar de minister van Justitie en Veiligheid verklaarde de bezwaren ongegrond in besluiten van 14 augustus 2020 en 19 januari 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister was vertegenwoordigd door mr. A.L. de Gier. In een tussenuitspraak van 10 december 2021 heeft de rechtbank geconstateerd dat de minister niet zorgvuldig had gehandeld en heeft de minister de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in de besluiten te herstellen. De minister heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering, die door de rechtbank is beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat de minister met de aanvullende motivering het motiveringsgebrek heeft hersteld. De rechtbank oordeelt dat de minister op basis van het proces-verbaal van 20 oktober 2019, waarin de bevindingen van de politie zijn vastgelegd, terecht heeft geconcludeerd dat er geringe twijfel bestaat aan het verantwoord zijn van de jachtakte en het wapenverlof. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden besluiten, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser krijgt het griffierecht vergoed en de proceskosten worden aan hem vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is relevant voor de beoordeling van de zorgvuldigheid van bestuursbesluiten en de verplichtingen van de minister in het kader van het bestuursrecht.