ECLI:NL:RBZWB:2022:4721
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-verzoek door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 11 augustus 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiser had eerder een Wob-verzoek ingediend op 30 juni 2021, maar de rechtbank had in een eerdere uitspraak op 11 februari 2022 bepaald dat de minister binnen acht weken op dit verzoek moest beslissen. Eiser stelt dat de minister deze beslissing niet tijdig heeft genomen, wat aanleiding geeft voor het indienen van beroep.
De rechtbank oordeelt dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, omdat de zaak op basis van de ingediende stukken kan worden beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor de minister om een beslissing te nemen op het Wob-verzoek is verstreken en dat er geen nieuw besluit is genomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank draagt de minister op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen.
Daarnaast wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. De rechtbank merkt op dat de eerder opgelegde dwangsom van de uitspraak van 11 februari 2022 nog niet volledig is verbeurd. Eiser heeft recht op terugbetaling van het griffierecht van € 184,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.