In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beoordeeld. Eiser had eerder een aanvraag ingediend op 30 juni 2021, maar de minister heeft tot op heden geen besluit genomen. Eiser heeft eerder al beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing, waarbij de rechtbank de minister een termijn heeft gegeven om alsnog te beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd.
De rechtbank overweegt dat het niet nodig is om een ingebrekestelling te sturen voordat beroep kan worden ingesteld, wanneer er al een termijn is gesteld door de rechter. De rechtbank wijst het standpunt van de minister af dat het beroep onredelijk laat is ingediend, en benadrukt dat de minister prioriteit had moeten geven aan de aanvraag van eiser, gezien de eerdere uitspraken en de dwangsommen die zijn verbeurd.
De rechtbank legt de minister op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat de minister een dwangsom van € 500,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 75.000,-. Tevens moet de minister het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.