In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had eerder een teruggaafbeschikking omzetbelasting afgegeven voor de periode van 22 augustus 2019 tot en met 31 december 2019, welke door belanghebbende was aangevochten. De rechtbank behandelt de argumenten van belanghebbende, die stelt dat de zonnepanelen, die zijn geïnstalleerd op zijn nieuwbouwwoning, een integraal onderdeel van de woning vormen en dat hij recht heeft op een hogere teruggaaf van de omzetbelasting.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur de teruggaafbeschikking correct heeft vastgesteld. Belanghebbende heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen die aantonen dat de woning uitsluitend is aangekocht voor belaste activiteiten. De rechtbank wijst erop dat het privégebruik van de woning een belangrijke factor is in de beoordeling van het recht op aftrek van voorbelasting. De rechtbank volgt het beoordelingskader uit een eerder arrest van de Hoge Raad en concludeert dat belanghebbende geen recht heeft op een hogere teruggaaf dan is verleend. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de teruggaafbeschikking in stand blijft en dat belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.