ECLI:NL:RBZWB:2022:7020
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na onterecht ontvangen middelen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout beoordeeld. Het college had op 24 juni 2020 besloten om de bijstandsuitkering van eisers te herzien en een bedrag van € 3.732,40 terug te vorderen, omdat er volgens hen onterecht middelen waren ontvangen. Eisers ontvingen vanaf 20 maart 2017 een bijstandsuitkering, maar het college trok deze uitkering in 2019 in, omdat er onduidelijkheid was over hun inkomens- en vermogenspositie. Na bezwaar en een eerdere uitspraak van de rechtbank, bleef het college bij zijn standpunt en verklaarde het bezwaar van eisers ongegrond.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de stortingen op de bankrekening van eisers. De rechtbank oordeelde dat de storting van € 2.500,00 ten onrechte als inkomen was aangemerkt, omdat dit bedrag niet bestemd was voor eisers. De andere stortingen werden echter wel als inkomen beschouwd, omdat eisers deze niet hadden gemeld bij het college, wat in strijd was met hun inlichtingenplicht. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers gegrond, vernietigde het besluit van 25 februari 2021 voor zover het de herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering betreft in verband met de kasstorting van € 2.500,00, en herstelde het terug te vorderen bedrag tot € 1.733,01. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers.
De uitspraak benadrukt het belang van het melden van alle relevante financiële middelen door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting.