ECLI:NL:RBZWB:2022:7826

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3594
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de buiten behandelingstelling van een aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Participatiewet. Eiser had op 3 maart 2021 een bijstandsuitkering aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft zijn aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser niet alle gevraagde stukken had ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals mr. J. Jansen namens het college.

De rechtbank oordeelt dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Eiser had onvoldoende gegevens verstrekt om een goede beoordeling van zijn aanvraag mogelijk te maken. De rechtbank stelt vast dat eiser, ondanks zijn beroep op zijn persoonlijke omstandigheden, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij redelijkerwijs niet over de gevraagde gegevens kon beschikken. Het college had het recht om de aanvraag niet inhoudelijk te behandelen en de rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank bevestigt dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiser geen griffierecht terugkrijgt, noch recht heeft op een proceskostenvergoeding.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 december 2022 en bevat belangrijke wet- en regelgeving met betrekking tot de aanvraagprocedure voor bijstandsuitkeringen, waaronder bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Participatiewet. De rechtbank benadrukt dat het aan de aanvrager is om de benodigde gegevens te verstrekken en dat het college niet verplicht is om een aanvraag inhoudelijk te behandelen bij ontbrekende gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3594 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Participatiewet (bijstandsuitkering).
Met het bestreden besluit van 8 juli 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij de buiten behandelingstelling gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het college mr. J. Jansen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of het college bevoegd was om de aanvraag van eiser buiten behandeling te stellen en of zij redelijkerwijs van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1. Op 3 maart 2021 heeft eiser een bijstandsuitkering aangevraagd. Op 4 maart 2021 heeft het college eiser gevraagd om uiterlijk 18 maart 2021 stukken in te dienen voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser heeft daarop een aantal stukken ingediend, maar niet alle stukken waar het college om had gevraagd. Op 23 maart 2021 heeft het college aan eiser verzocht de ontbrekende stukken uiterlijk op 30 maart 2021 alsnog in te dienen. Het betreft: bewijsstukken waaruit blijkt hoe eiser in de periode vanaf 1 januari 2020 in zijn levensonderhoud heeft voorzien, bankafschriften van alle bankrekeningen over de periode vanaf 1 januari 2020, recente bewijzen van vermogen, recente bewijzen van schulden en reisdocumenten van wanneer en hoe eiser naar Nederland is gekomen. Omdat eiser de gevraagde stukken niet heeft ingediend, heeft het college zijn aanvraag buiten behandeling gesteld.
Juridisch kader
2. Voor een bijstandsuitkering is vereist dat eiser in Nederland woonachtig is en in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. [1] Het is aan eiser om, als aanvrager van de uitkering, bij zijn aanvraag de gegevens te overleggen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken en die het college nodig heeft om op zijn aanvraag te kunnen beslissen. [2] Het college kan beslissen de aanvraag niet inhoudelijk te behandelen als eiser onvoldoende gegevens heeft verstrekt om tot een inhoudelijke beoordeling te komen. Alvorens daartoe over te gaan, moet het college eiser in de gelegenheid stellen om binnen een door het college gestelde termijn alsnog de nodige gegevens te overleggen. [3] Het college bepaalt welke gegevens voor het verlenen van bijstand door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt. [4]
Was het college bevoegd om de aanvraag van eiser buiten behandeling te stellen?
3. Eiser betoogt dat voor zover hij onvoldoende stukken ingeleverd heeft, het college deze wel inhoudelijk had moeten beoordelen. Het college is verplicht de stukken die ingeleverd zijn inhoudelijk te beoordelen.
3.1.
Het college is niet verplicht om de aanvraag buiten behandeling te stellen bij ontbrekende gegevens. Zij is ook bevoegd om de aanvraag wel inhoudelijk te behandelen. Volgens vaste rechtspraak volgt uit de wet niet dat een inhoudelijke behandeling de voorkeur heeft boven een buiten behandelingstelling. [5] Dat het college verplicht was de ingediende stukken inhoudelijk te beoordelen, volgt de rechtbank niet.
4. Er is sprake van een onvolledige en ongenoegzame aanvraag als er onvoldoende gegevens zijn verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Daarbij gaat het om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kon krijgen.
Noodzakelijke stukken voor de behandeling van de aanvraag
4.1.
Eiser heeft, na een periode in Nederland dakloos te zijn geweest, wel een bijstandsuitkering gekregen. Hij betoogt dat er geen reden is om aan te nemen dat hij op
1 maart 2021 niet in dezelfde bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De gegevens die het college van eiser verlangt zijn daarom niet noodzakelijk om op de aanvraag te kunnen beslissen. Op geen enkele manier blijkt dat het college rekening heeft gehouden met de persoonlijke situatie van eiser en de bewijsproblemen die dat oplevert.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door het college gevraagde gegevens noodzakelijk voor de behandeling van de aanvraag. Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, is zijn of haar financiële situatie een essentieel gegeven. Volgens vaste rechtspraak is het college in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand bevoegd om gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie, ook over de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd. [6] Het college kan van eiser, indien daarvoor een concrete aanleiding is, inzage verlangen in de bankafschriften uit een verder in het verleden liggende periode dan de laatste drie maanden en om overlegging van andere financiële gegevens over een dergelijke periode. [7] Ook de vraag hoe eiser het afgelopen jaar in zijn levensonderhoud heeft voorzien is van belang voor de vaststelling van het recht op bijstand. [8] In dit geval mocht het college de betreffende gegevens van eiser verlangen om zijn financiële situatie in kaart te brengen. Het college heeft op de zitting nader toegelicht dat zij heeft gevraagd om financiële gegevens vanaf januari 2020, omdat er vanwege eisers verblijf in Engeland op geen enkele manier inzicht was in zijn (financiële) situatie. Vast staat dat eiser geen enkel stuk heeft overgelegd om dat inzicht te verschaffen.
Redelijkerwijs beschikken over de gevraagde stukken
5. Eiser betoogt dat hij voorafgaand aan de aanvraag 10 jaar in Engeland heeft gewoond, waarvan hij de laatste 3 jaar dakloos was in Londen. Vanwege de Brexit moest hij het land verlaten en omdat eiser de Nederlandse nationaliteit heeft, is hij naar Nederland gekomen. Hij had in Engeland geen inkomen of uitkering en geen bankrekening. Hij leefde van giften van opvangplaatsen. Eiser is zwart met de trein naar Frankrijk gereisd en is daarna naar Nederland gelift. Over de stukken waar het college om vraagt, kan hij dus redelijkerwijs niet beschikken.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij redelijkerwijs niet over de gevraagde gegevens kon beschikken. Het is aan eiser om, als aanvrager van de uitkering, bij zijn aanvraag de gegevens te overleggen die het college nodig heeft om op zijn aanvraag te kunnen beslissen. [9] Het college stelt zich terecht op het standpunt dat eiser op zijn minst had kunnen proberen om de gevraagde stukken te overleggen, of om stukken of verklaringen van getuigen te overleggen waaruit anderszins blijkt dat zijn verhaal klopt. Vast staat dat eiser dat niet heeft gedaan. Hij heeft op de zitting bevestigd dat hij geen stappen heeft gezet om informatie uit Engeland te verkrijgen. Dit komt voor zijn rekening, omdat hij als aanvrager aannemelijk zal moeten maken dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert.
Dit betekent dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en ook redelijkerwijs van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De omstandigheid dat eiser later - na een periode van dakloosheid in Nederland – op enig moment alsnog een bijstandsuitkering heeft gekregen, doet hier niet aan af.

Conclusie en gevolgen

Omdat het college bevoegd was om de aanvraag van eiser buiten behandeling te stellen, en ook redelijkerwijs gebruik mocht maken van die bevoegdheid, is het beroep ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 12 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:2
1. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de aanvrager;
b. de dagtekening;
c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 4:5
1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
(…)
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
(…)
4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Participatiewet
Artikel 11. Rechthebbenden
1. Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
(…)
Artikel 53a. Verstrekking en onderzoek gegevens
1. Onverminderd 30c, tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, bepaalt het college welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan en de arbeidsinschakeling door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
(…)

Voetnoten

1.Art. 11 lid 1 Participatiewet
2.Art. 4:2 lid 2 Awb
3.Art. 4:5 lid 1 aanhef en onder c Awb
4.Art. 53a lid 1 Participatiewet
5.CRvB 6 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:666 en CRvB 3 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1987
6.CRvB 16 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:404
7.CRvB 7 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2162
8.CRvB 26 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:333
9.Art. 4:2 lid 2 Awb