ECLI:NL:RBZWB:2023:1077

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
9795061_E15022023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van kosten na verbouwing van een tuinhuis en ongerechtvaardigde verrijking

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie]. De zaak betreft een vordering van [eiser in conventie] op grond van ongerechtvaardigde verrijking na de verbouwing van een tuinhuis. [eiser in conventie] stelt dat hij kosten heeft gemaakt voor de verbouwing en dat de waarde van de woning hierdoor is gestegen. [gedaagde in conventie] betwist echter dat de verbouwing heeft geleid tot een waardestijging en stelt dat hij niet verplicht was om de verbouwing uit te voeren. De kantonrechter oordeelt dat [eiser in conventie] niet voldoende heeft aangetoond dat de verbouwing heeft geleid tot een waardestijging van de woning en dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. De vorderingen van [eiser in conventie] worden afgewezen, evenals zijn verzoek om vergoeding van de kosten van het conservatoir beslag dat hij heeft gelegd. In reconventie vordert [gedaagde in conventie] een schadevergoeding van [eiser in reconventie] voor de kosten van inwoning en andere onrechtmatige handelingen. Ook deze vorderingen worden afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van [verweerder in reconventie]. De proceskosten worden toegewezen aan de zijde van [gedaagde in conventie].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 9795061 \ CV EXPL 22-1073
Vonnis van 15 februari 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie / verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: mr. F. Ergec,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie / eiser in reconventie] ,
gemachtigde: mr. T.M. Kools.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 juni 2022 en de daarin vermelde stukken;
- de akte eiswijziging van [gedaagde in conventie] met producties 11 en 12;
- de brief van mr. Kools van 30 december 2022 met producties 13 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 13 tot en met 28;
- de mondelinge behandeling van 13 januari 2023 en de door mr. Kools overgelegde pleitnota, waarvan hij de randnummers 2 tot en met 11, 13 en 16 tot en met 19 heeft voorgedragen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie] is de schoonzoon van [gedaagde in conventie] . Hij is gehuwd met de dochter van [gedaagde in conventie] , mevrouw [naam] .
2.2.
Op 10 april 2017 is de echtgenote van [gedaagde in conventie] , mevrouw [echtgenote gedaagde] , overleden. [eiser in conventie] en [naam] zijn vervolgens ingetrokken bij [gedaagde in conventie] in diens woning aan de [adres] (hierna: de woning).
2.3.
Op het moment dat [eiser in conventie] en [naam] in de woning introkken, stond in de achtertuin van de woning een tuinhuis. [eiser in conventie] , [naam] en [gedaagde in conventie] hebben afgesproken om het tuinhuis te verbouwen. Die verbouwing is uitgevoerd.
2.4.
In het najaar van 2018 heeft een handgemeen tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] plaatsgevonden. [eiser in conventie] en [naam] hebben vervolgens de woning verlaten.
2.5.
[eiser in conventie] heeft [gedaagde in conventie] gesommeerd om een vergoeding te betalen voor aanvankelijk [eiser in conventie] kosten voor het tuinhuis en later voor de waarde van het tuinhuis. [gedaagde in conventie] heeft dat geweigerd.
2.6.
Op 2 maart 2022 heeft [eiser in conventie] , na verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, ter verzekering van het verhaal voor zijn vordering conservatoir beslag laten leggen op het onverdeelde aandeel van [gedaagde in conventie] in de nalatenschap van wijlen [echtgenote gedaagde] , waartoe onder meer behoorde de woning. Naar aanleiding van het beslag heeft [gedaagde in conventie] op 13 april 2022 een kort gedingprocedure aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bij vonnis van 8 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat [eiser in conventie] zal meewerken aan het stellen van vervangende zekerheid door [gedaagde in conventie] en dat [eiser in conventie] gelijktijdig het beslag zal opheffen.
2.7.
Op 9 augustus 2022 heeft [gedaagde in conventie] de woning verkocht en overgedragen aan de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] . Zij hebben daarvoor een koopsom van € 245.000,00 betaald.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser in conventie] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] te veroordelen:
- primair, tot betaling aan [eiser in conventie] van € 25.000,00, vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van betaling, subsidiair tot betaling aan [eiser in conventie] van € 5.000,00, vermeerderd met wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van betaling, althans een bedrag zoals de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
- tot betaling van de kosten van het beslagrekest, alsmede de beslagkosten aan [eiser in conventie] ;
- tot betaling van de kosten van dit geding, vermeerderd met de nakosten.
3.2.
[eiser in conventie] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde in conventie] ongerechtvaardigd is verrijkt door de verbouwing van het tuinhuis. [eiser in conventie] stelt dat hij kosten heeft gemaakt voor de verbouwing van het tuinhuis en dat hij aan de verbouwing tijd heeft besteed. Hij voert voor zijn primaire vordering aan dat de woning € 25.000,00 in waarde is gestegen door de verbouwing van het tuinhuis en dat [gedaagde in conventie] zich de kosten van de verbouwing heeft bespaard. Voor zijn subsidiaire vordering voert [eiser in conventie] aan dat hij € 5.000,00 heeft besteed aan uitgaven voor het tuinhuis.
3.3.
[gedaagde in conventie] voert – voor zover van belang – het volgende verweer. Hij betwist de ongerechtvaardigde verrijking. De verbouwing van het tuinhuis heeft niet geleid tot een stijging van de waarde van de woning. Hij heeft zich ook geen kosten bespaard, omdat hij niet voor de verbouwing heeft gekozen en hij daartoe ook niet verplicht was. De verbouwing was een wens van [eiser in conventie] , waarmee [gedaagde in conventie] slechts heeft ingestemd. [gedaagde in conventie] betwist ook dat sprake is van een verarming van [eiser in conventie] . [eiser in conventie] heeft de verbouwing niet uitgevoerd en hij heeft daarvoor geen kosten gemaakt. De verbouwing is uitgevoerd door een aantal familieleden van [gedaagde in conventie] die dat hebben gedaan als vriendendienst.
In reconventie
3.4.
[eiser in reconventie] vordert – na vermindering van eis op de mondelinge behandeling met de vordering vanwege opnames van de bankrekening van [eiser in reconventie] – bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • [verweerder in reconventie] te veroordelen om binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan [eiser in reconventie] te betalen een bedrag van € 19.998,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, althans de datum van de akte eiswijziging, tot aan de dag der algehele voldoening;
  • kosten rechtens.
3.5.
[eiser in reconventie] legt het volgende ten grondslag aan zijn vordering. Hij stelt dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking van [verweerder in reconventie] . [verweerder in reconventie] heeft van april 2017 tot en met oktober 2018 kosteloos ingewoond. Uitgaande van het redelijke bedrag van € 750,00 per maand vordert [eiser in reconventie] voor de inwoning van april 2017 tot en met oktober 2018 betaling van
€ 13.500,00. [eiser in reconventie] stelt verder dat [verweerder in reconventie] onrechtmatig heeft gehandeld door bij de verhuizing uit de woning de vaatwasser en een diepvriezer mee te nemen. [eiser in reconventie] vordert daarvoor een schadevergoeding van € 1.498,00. Ten slotte stelt [eiser in reconventie] dat [verweerder in reconventie] onrechtmatig heeft gehandeld door conservatoir beslag te leggen. Hij had een koper voor de woning die een koopsom van € 250.000,00 wilde betalen. Door het beslag is die verkoop niet doorgegaan. Na opheffing van het beslag is de woning verkocht aan een andere koper voor € 245.000,00. [eiser in reconventie] vordert betaling van het verschil van € 5.000,00 ten titel van schadevergoeding.
3.6.
[verweerder in reconventie] voert – voor zover van belang – het volgende verweer. Hij betwist de ongerechtvaardigde verrijking. Hij voert aan dat [eiser in reconventie] het plan had om op enig moment te verhuizen en de woning aan [verweerder in reconventie] en [naam] over te dragen. [verweerder in reconventie] , [naam] en [eiser in reconventie] hebben afgesproken dat zij tot [eiser in reconventie] verhuizing bij hem zouden inwonen om hem (mantel)zorg te verlenen en hem bij te staan vanwege zijn mentale klachten na het overlijden van zijn echtgenote. [verweerder in reconventie] betwist ook dat hij gehouden is voor de vaatwasser en de diepvriezer te betalen. Die apparaten waren een verjaardagscadeau voor [naam] . De factuur die [eiser in reconventie] in dat verband heeft overgelegd, is volgens [verweerder in reconventie] op onrechtmatige wijze verkregen en dient daarom buiten beschouwing te blijven. Ten slotte betwist [verweerder in reconventie] dat hij gehouden is schade te vergoeden vanwege het beslag. [verweerder in reconventie] had een belang om het beslag te leggen. Daarnaast geldt dat de eerste koper niet van de koop heeft afgezien vanwege het beslag, maar omdat zij ervoor koos een andere woning te kopen.

4.De beoordeling

In conventie
Ongerechtvaardigde verrijking
4.1.
Artikel 6:212 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Voor toewijzing van een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking dient sprake te zijn van een verrijking, van een verarming van de ander, van causaal verband tussen de verrijking en de verarming en de verrijking dient ongerechtvaardigd te zijn.
4.2.
[eiser in conventie] stelt dat de verbouwing van het tuinhuis ertoe heeft geleid dat de woning
€ 25.000,00 in waarde is gestegen. Het ligt, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde in conventie] , op de weg van [eiser in conventie] om zijn stelling te motiveren door daarvoor feiten en omstandigheden aan te voeren. Hij heeft daartoe verwezen naar een offerte van de [aannemer] (productie 1 van [eiser in conventie] ). Uit die offerte blijkt evenwel niet dat de waarde van de woning is gestegen. Het toont aan dat [aannemer] “het bouwwerk”, waarbij overigens niet wordt toegelicht of daarmee wordt bedoeld het bouwen van eenzelfde tuinhuis of een vergelijkbare verbouwing van een bestaand tuinhuis, voor € 25.000,00 kan uitvoeren. Het geeft geen inzicht of het tuinhuis een waarde verhogend effect heeft voor de woning. Niet iedere verbouwing van een woning leidt tot een stijging van de (financiële) waarde van de woning. [eiser in conventie] heeft op de mondelinge behandeling nog verklaard dat de woning in 2017
€ 165.000,00 waard was en dat die in 2022 is verkocht voor € 245.000,00. Uit de omstandigheid dat de woning in 2022 meer waard was dan in 2017, kan op zichzelf niet worden geconcludeerd dat de verbouwing van het tuinhuis heeft bijgedragen aan die waardestijging. Er zijn diverse andere factoren die leiden tot waardestijging van een woning zoals ontwikkelingen in de vastgoedmarkt en veranderingen in de buurt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, blijkt niet wat het effect van de renovatie van het tuinhuis is geweest voor de waarde van de woning. [eiser in conventie] heeft op dit onderdeel onvoldoende gemotiveerd gesteld. Aan bewijsvoering wordt niet toegekomen.
4.3.
Volgens de Hoge Raad kan ook in het geval een verbouwing niet heeft geleid tot waardestijging van een woning toch sprake zijn van ongerechtvaardigde verrijking, indien de kosten ten behoeve van de verbouwing voor rekening van één partij zijn gekomen en de andere partij zich die kosten heeft bespaard (Hoge Raad 5 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD4745). Voor het oordeel dat de andere partij zich de kosten van de verbouwing heeft bespaard en aldus is verrijkt, is nodig dat als de eerste partij die kosten niet voor zijn rekening had genomen, de andere partij de kosten zelf zou hebben gemaakt of verplicht was te maken (Hoge Raad 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707). [gedaagde in conventie] heeft op de mondelinge behandeling onweersproken verklaard dat het voor hem niet nodig was het tuinhuis te verbouwen en dat daarvoor ook geen verplichting bestond, maar dat dit de wens van [eiser in conventie] was. Van een besparing van kosten voor [gedaagde in conventie] is daarom geen sprake.
4.4.
Gelet op het bovenstaande is niet gebleken van een verrijking van [gedaagde in conventie] . [eiser in conventie] beroep op ongerechtvaardigde verrijking faalt derhalve. Overigens geldt dat ook niet is gebleken van een verarming van [eiser in conventie] . [eiser in conventie] heeft bankafschriften (productie 7 en 8 van [eiser in conventie] ) overgelegd. Die bankschriften tonen pinbetalingen bij diverse winkels en contante geldopnames. Daaruit volgt echter niet dat die pinbetalingen en contante gelden zijn aangewend voor bouwmaterialen of diensten die ten goede zijn gekomen aan de verbouwing van het tuinhuis. De getuigen die zijn gehoord op het voorlopig getuigenverhoor op 19 juli 2021 (productie 5 van [eiser in conventie] ), geven daarin evenmin voldoende inzicht. Zo geven ook zij geen inzicht welke bouwmaterialen en diensten zijn betaald door [eiser in conventie] . Verder geldt dat uit de stelling van [eiser in conventie] dat hij tijd heeft besteed aan het tuinhuis, op zichzelf niet volgt dat hij is verarmd. Daarvoor is nodig dat [eiser in conventie] die tijd elders tegen betaling had willen en kunnen aanwenden (Hoge Raad 11 april 1986,
NJ1986, 622). Dat is niet gesteld of gebleken.
4.5.
Gelet op het bovenstaande zullen de vorderingen van [eiser in conventie] uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking worden afgewezen. Dat betekent dat [eiser in conventie] het conservatoir beslag onrechtmatig heeft gelegd. De vordering tot vergoeding van de kosten voor dat beslag zal daarom eveneens worden afgewezen.
Proceskosten
4.6.
[eiser in conventie] is de partij die ongelijk krijgt in conventie en hij zal daarom in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden die proceskosten aan de zijde van [gedaagde in conventie] vastgesteld op € 996,00 aan salaris gemachtigde (2 punten à € 498,00).
In reconventie
Gebruiksvergoeding
4.7.
Zoals in rechtsoverweging 4.1 is vermeld, dient voor een geslaagd beroep op ongerechtvaardigde verrijking sprake te zijn van een verrijking die ongerechtvaardigd is. Daarmee wordt bedoeld dat er geen redelijke grondslag is voor de verrijking.
4.8.
Partijen verschillen van mening of [verweerder in reconventie] en [naam] (mantel)zorg hebben verleend aan [eiser in reconventie] of dat die taak door een maatschappelijk werker werd verricht. [verweerder in reconventie] heeft evenwel onweersproken verklaard dat hij met [naam] bij [eiser in reconventie] is ingetrokken om hem mentaal te ondersteunen na het overlijden van zijn echtgenote en dat hij met [naam] de taak had om boodschappen te doen voor [eiser in reconventie] . Daaruit volgt dat sprake was van gezamenlijke huishouding waarin partijen ieder hun bijdrage hadden. Bij een dergelijke huishouding moet ervan worden uitgegaan dat dit in overleg en met wederzijds goedvinden gebeurt. Dergelijke (impliciete) afspraken vormen een redelijke grond voor eventuele verrijkingen indien de één meer dan de ander bijdraagt. Daarop stuit een latere vordering van ongerechtvaardigde verrijking af.
4.9.
Bovendien geldt dat niet is gesteld of gebleken dat [eiser in reconventie] door de inwoning van [verweerder in reconventie] en [naam] is verarmd. De vordering van [eiser in reconventie] op dit onderdeel zal worden afgewezen.
Vaatwasser en diepvriezer
4.10.
[verweerder in reconventie] heeft het verweer gevoerd dat de door [eiser in reconventie] overgelegde factuur van de vaatwasser en de diepvriezer (productie 7 van [eiser in reconventie] ) op onrechtmatige wijze is verkregen door [eiser in reconventie] , zodat die buiten beschouwing moet blijven. De kantonrechter volgt [verweerder in reconventie] daarin niet, zelfs als wordt aangenomen dat de factuur op onrechtmatige wijze is verkregen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 april 2014 geoordeeld dat in beginsel het algemene maatschappelijk belang dat de waarheid aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder wegen dan het belang van uitsluiting van bewijs omdat het onrechtmatig is verkregen. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is uitsluiting van bewijs gerechtvaardigd (HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942). Dergelijke bijkomende omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken. De kantonrechter zal de factuur derhalve betrekken bij de beoordeling.
4.11.
De factuur staat op naam van “ [naam] ” oftewel [naam] . Dat biedt een aanwijzing dat de vaatwasser en de diepvriezer eigendom zijn van [naam] . [eiser in reconventie] legt ter onderbouwing van zijn stelling dat hij de eigenaar is van de apparaten, een verklaring over van zijn [zoon eiser] (productie 8 van [eiser in reconventie] ). [zoon eiser] verklaart daarin dat hij weet dat [eiser in reconventie] de apparaten heeft bekostigd. Dat maakt echter nog niet dat [eiser in reconventie] ook de eigenaar is. Het weerlegt niet de gemotiveerde betwisting van [verweerder in reconventie] , inhoudende dat de apparaten een verjaardagscadeau waren voor [naam] , hetgeen in lijn is met de factuur op naam van [naam] . De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [naam] de eigenaar is, aangezien haar naam op de factuur staat. Dat betekent dat [verweerder in reconventie] met [naam] bevoegd was die apparaten mee te nemen. [eiser in reconventie] vordering op dit onderdeel zal worden afgewezen.
Schade als gevolg van het beslag
4.12.
Zoals onder rechtsoverweging 4.5 is vermeld, heeft [verweerder in reconventie] het beslag onrechtmatig gelegd. Dat betekent dat [verweerder in reconventie] in beginsel gehouden is om, indien [eiser in reconventie] schade heeft geleden als gevolg van het beslag, die schade te vergoeden.
4.13.
[eiser in reconventie] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij door het beslag schade heeft geleden. Hij heeft voor die stelling een WhatsAppbericht van de koper, die bereid was
€ 250.000,00 te betalen voor de woning (productie 10 van [eiser in reconventie] ), overgelegd. Daarin staat niet dat het beslag een rol heeft gespeeld voor het niet doorgaan van de koop. In het bericht is vermeld dat de koper de koopsom voor de woning bij nader inzien te hoog vond en de voorkeur gaf aan een pand in Utrecht. De vordering van [eiser in reconventie] op dit onderdeel zal daarom worden afgewezen.
Proces- en nakosten
4.14.
[eiser in reconventie] is de partij die ongelijk krijgt in reconventie en hij zal daarom in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [verweerder in reconventie] vastgesteld op € 498,00 aan salaris gemachtigde (1 punt à € 498,00).
4.15.
Volgens de Hoge Raad is het niet nodig om in dit vonnis een veroordeling op te nemen voor de gevorderde nakosten. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten levert ook voor de nakosten een executoriale titel op (Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, r.o. 2.3).

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser in conventie] af,
5.2.
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 996,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [eiser in reconventie] af,
5.5.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 498,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.