ECLI:NL:RBZWB:2023:161
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Naturalisatieverzoek en schending van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een verzoek tot naturalisatie van eiseres, die de Rwandese nationaliteit heeft. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning gekregen en diende op 11 juni 2020 een verzoek om naturalisatie in. Dit verzoek werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiseres geen geldig buitenlands reisdocument had overgelegd, wat volgens de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) vereist is. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en stelde dat de regeling voor vrijstelling van het paspoortvereiste, die geldt voor bepaalde vreemdelingen, ook op haar van toepassing zou moeten zijn. Ze voerde aan dat het niet toepassen van deze vrijstelling in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat ze ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had kunnen stellen dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van het bezwaar, en dat eiseres recht had op een hoorzitting. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de hoorplicht was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, waarbij eiseres gehoord moest worden. Tevens werd bepaald dat de staatssecretaris het griffierecht en de proceskosten van eiseres moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak om individuele omstandigheden in acht te nemen bij besluiten over naturalisatie.