ECLI:NL:RBZWB:2023:5078
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbenden tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [straatnaam] te [plaats 2], vastgesteld op € 251.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. Belanghebbenden, vertegenwoordigd door G. Gieben van Previcus Vastgoed B.V., stelden dat de waarde maximaal € 210.000 zou moeten zijn en voerden aan dat de heffingsambtenaar de waarde te hoog had vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 behandeld, waarbij belanghebbenden en de taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de door belanghebbenden ingebrachte taxatie niet bruikbaar is voor de waardepeildatum van 1 januari 2020, omdat deze taxatie is uitgevoerd op een latere datum. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en handhaaft de waardebeschikking en de aanslag OZB.
Daarnaast hebben belanghebbenden verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met ongeveer vijf maanden is overschreden en kent een schadevergoeding van € 50 toe. De Staat der Nederlanden wordt veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding en de proceskosten aan belanghebbenden, die in totaal € 418,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.